Harlinger
Wandelverhalen:
MIJN
STAMCAFE
Het
waren tochtige dagen in mijn stamcafé, terwijl de stuifsneeuw
langzaam naar binnenkroop om het uiteindelijk toch van de verenigde
warmte van een houtvuur en de cv te verliezen. Het werd langzamerhand
modderig op die paar vierkante meter eikenhout, die door de beheerder
steevast “de ren” werd genoemd. Hanen en hennen, het speelt zich
allemaal voor mijn neus af.” De tafeltjes waren inde
vakantieperiodes steevast bezet door reislustige en studentikoze
ouderen met lap-tops en stapels papier. En 6 krukken aan de koperen
bar. Het café “Licht in de Duisternis” was mijn stamcafé, omdat
het de enige kroeg was, die op loopafstand lag van mijn woning. Het
huis lag in een gedeelte van het oude centrum, dat om allerlei
redenen, verstoken was van menige voorziening. Geen pin-automaat,
geen brievenbus, alleen een biologische winkel, geen cafetaria of
café. Er werd ook niet gestrooid bij gladheid, waardoor allerlei
gepensioneerden (m/v) soms maanden aan huis waren gekluisterd.
“Licht
in de Duisternis” lag aan een sas, zijnde een sluis tussen zout en
zoet water en werd in het verleden bezocht door schippers, matrozen
en douaniers. De douaniers waren verdwenen en vervangen door
gepensioneerde huisartsen, machinisten en gemeente-ambtenaren. Het
rook, als de deur weer eens open vloog, naar zeewater en daar kreeg
je dorst van.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten