zaterdag 15 november 2014

Harlinger stadsverhalen
ALLEEN

Hij sjokte al jaren door de stad. Zijn pensioen had hem bevrijd van zijn beklemmende werkzaamheden, maar ook van zijn vrouw, zijn kinderen en zijn buren.
Hij miste de oude buurt, waar je ieder geval nog gegroet werd, maar dat nu een “terra non grata” was geworden, nu zijn ex een nieuwe vriend had gevonden.
Zijn nieuwe behuizing had zijn eenzaamheid slechts vergroot. Hij zag bijna nooit een medebewoner van het splinternieuwe appartementencomplex. Met uitzicht op zee. Soms had hij het idee er alleen te wonen. Slechts af en toe hoorde hij muziek of het geluid van stemmen.
De normale “opvangplekken” voor gepensioneerden en oudere werklozen, stonden hem tegen. De discussies en gesprekken op de hangplekken voor ouderen waren te luidkeels en te oppervlakkig. De enige plek waar hij regelmatig kwam, was de bibliotheek. Tenminste tot voor kort.
Hij voelde zijn isolement toenemen. Onmachtig om nieuwe contacten te maken en activiteiten te ondernemen.
Als de muren van zijn woonkamer, waar hij meestal onmachtig op de bank lag, op hem afkwamen, daalde hij de betonnen trappen af en begon te lopen.
Sinds een paar weken droeg hij een plastic tas met zich mee, met daarin een fles zoete Spaanse wijn. De wijn maakte hem nieuwsgieriger naar zijn omgeving, maar de mensen negeerden hem. Daarom richtte hij zich maar op gebouwen, de schepen in de haven en de sluizen.
Op de sas is hij toen uitgegleden. Spartelend probeerde hij de fles boven water te houden. Dit werd door omstanders geïnterpreteerd als doodsnood en een tweetal sprong zonder dralen in het water.
Achteraf stelde hij vast, dat zijn eenzaamheid was verdwenen. Hij werd naar de wal gebracht, door politie-agenten uit het water getrokken. Ziekenbroeders pakten hem warm in en reden hem naar het nabije kaatsveld, waar een trauma-helicopter klaar stond, die hem naar het ziekenhuis bracht. Tijdens de vlucht spraken stemmen hem bemoedigend toe en hielden zijn hand vast. In het ziekenhuis bezocht een arts hem, die een slaapmiddel voorschreef. 's Morgens bracht een lieve verpleegkundige zijn ontbijt en die middag zou een gesprek volgen met een psychiater.
Hij fleurde helemaal op, al maakten de gesprekken met de psychiater hem onrustig. Zij sprak steeds over zelfstandigheid en terugkeren in de samenleving.
Die avond kreeg hij te horen, dat hij ontslagen werd. Hij was fysiek en geestelijk opgeknapt. Voldoende om weer naar huis te gaan en de draad weer op te vatten. Als er problemen waren, kon hij altijd, het liefst via de huisarts, hulp krijgen.
Die nacht sliep hij niet. Alle kracht leek uit hem weg te vloeien en zijn huis de terugkeer naar stof en verschimmelde historie. Pas toen de slaapmedicatie begon te werken, sukkelde hij weg.
De volgende ochtend nog een ontbijt, gebracht met een glimlach, een doos met pillen en de hartelijke groeten. Geen “tot ziens” merkte hij op.
Toen hij de schuifdeuren passeerde, sloeg de warmte hem tegemoet en begon hij direct te zweten. Hij viel op met zijn donkere regenjas, die een behulpzame zorgverlener had gewassen en zelfs gestoomd.
Na een tiental passen sloeg de twijfel toe. Zijn hand zocht onmiddellijk naar het doosje met pillen. Inslapers waren het en dat was precies wat hij wilde.
Hij schrokte een handvol pillen naar binnen en ging bij de bushalte zitten wachten, tot ze “aansloegen”. Toen een weldadige loomheid bezit nam van zijn lichaam, stond hij op en knoopte zijn jas dicht.
Het lege doosje liet hij liggen, toen hij rechts af sloeg. Op weg naar de haven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten