vrijdag 14 november 2014

BARTITSU
THE GENTLEMAN'S ART OF SELF DEFENCE



'I have introduced a new type of self defense,
which can be very terrible in the hands of a
quick and confidemt opponent.”


In 1885 vertrok de Engelsman Edward William Barton-Wright naar Japan, om daar te werken als spoorweg-ingenieur. Een terrein waarop Engeland koploper was. Barton-Wright was zijn hele leven al een beoefenaar van de kunst van de zelfverdediging. In Kobe studeerde hij Shinden-Fudo Ryu jiu jitsu. Later kreeg hij les van professor Jigoro Kano, de grondlegger van het Kondokan judo. In 1898 keerde Barton-Wright terug naar Londen met een duidelijk plan. Hij wilde een vorm van zelfverdediging ontwikkelen waarbij jiu jitsu met andere vormen van zelfverdediging zou worden gecombineerd. Hij gaf het de naam BARTITSU, een samenvoeging van zijn naam en jiu jitsu. Zowel judo en jiu jitsu waren op dat moment in Europa praktisch onbekend.
Ten tijde van de regering van koning Edward was Londen een bruisende metropool en een centrum van de financiële wereld, zowel als van de kunsten en de wetenschappen. Door de groei van de stad en de aantrekkingskracht op de veronderstelde rijkdom werd Londen steeds gevaarlijker, met als bizar hoogtepunt Jack the Ripper. Londen werd ook geteisterd door straatbendes als de “Hooligans” en de “Garrotters” (wurgers). Barton-Wright probeerde door krantenartikelen en demonstraties Bartitsu populair te maken. Begin 1901 opende hij in Soho de “Bartitsu School of Arms and Physical Culture.” De leraren kwam onder meer uit Japan, Yuko Tani en Sadakuza Uyenishi, jiu jitsu specialisten, en Zwitserland, de worstelaar Armand Cherpillod en “master-at-arms” Pierre Vigny, die het vechten met o.m. een wandelstok onderwees.
De Bartitsu club was ook het hoofdkwartier van een fanatieke groep schermers. Behalve vechtsport, zelfverdediging en fitness kon men voor die tijd opzienbarende behandelingen met warmte, licht, trillingen en radio-actieve materialen ondergaan. Barton-Wright activeerde zijn studenten om diverse stijlen te beoefenen. Bartitsu was een mengeling van Aziatische, Britse en Europese tradities. Zijn leraren vochten duels uit door geheel Londen. Met name de Japanners stonden hun mannetje tegen de lokale worstelkampioenen. Barton-Wright was de eerste die aandacht besteedde aan zelfverdediging voor vrouwen.
Hij organiseerde speciale klassen, waarin vrouwen werd geleerd om met een parasol belagers van zich af te houden. De sufragettes, die vochten voor het vrouwenkiesrecht bekwaamden zich in jiu jitsu om de strijd met de politie aan te kunnen gaan. Barton's club floreerde in de beginjaren, maar allengs kwamen er klachten, vooral over de hoogte van het lidmaatschap. Dit leidde uiteindelijk tot een vechtpartij tussen Barton en zijn Japanse docent Yuko Tani. Na dit voorval sloot de club voorgoed zijn deuren. Tani, Yenishi en Vigny begonnen elk hun eigen school. Barton-Wright richtte zich daarna op de ontwikkeling van apparaten met een therapeutische werking (hitte, magnetisme, electrisch). Al snel was de naam Bartitsu vergeten en werd judo en jiu jitsu populair.

Het is aan Sherlock Holmes te danken, die in een van zijn verhalen, deze vechtsport noemt. “I have some knowledge of baritsu, or Japanese wrestling.”, laat Arthur Conan Doyle zijn hoofdpersoon zeggen. Helaas is de spelling onjuist. Maar toch was dit genoeg voor Sherlock Holmes adepten om het verder uit te spitten. In 1950 werd Barton-Wright, die maatschappelijk aan de grond zat, op een groot judogala feestelijk onthaald. Hij overleed in 1951, negentig jaar oud, en hij werd begraven in een armengraf in Sussex. Aan het einde van de vorige eeuw zag men de belangrijke rol in, die Barton-Wright, met de introductie van Japanse “martial arts” had gespeeld. Ook was hij de eerste die Japanse en Europese zelfverdedigingstechnieken combineerde en practiseerde. In 2002 is er een internationale organisatie opgericht, die zich tot doel heeft gesteld om Bartitsu grotere bekendheid te geven en aan “the gentlman's way to finish a fight.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten