DE
GESCHIEDENIS VAN HARLINGEN (regio)
KONING
REDBAD
De
7 Friese Zeelanden werden eeuwenlang geregeerd door regionale
vorsten, die waarschijnlijk net als Karel de Grote, van stad naar
stad, trokken en zo de Frieslanden, tot een eenheid smeedden.
Een
bekende Friese vorst is “Redbad” (einde 8e eeuw), die regeerde en
hof hield (Utrecht, wellicht Wynaldum) in de periode dat het
christendom, in de vorm van missionarissen, hier binnendrong. Het
verhaal gaat dat een christelijke zendeling Redbad had overgehaald om
zich te laten dopen. Een belangrijk moment, want dan zouden al zijn
onderdanen ook overgaan tot het nieuwe, christelijke geloof en de
oude heidense goden en godinnen zouden de Friezen afzweren en
uitbannen. Volgens de overlevering zou Redbad in een beek door een
priester worden ondergedompeld. Een massa-bijeenkomst, met een
delegatie van de kerk uit Rome en Redbad's vrouw, kinderen en
getrouwen. Al in het water staand stelt hij de priester nog een
laatste vraag. “Waar gaat mijn ziel naartoe na mijn dood.” De
priester antwoordt: “Als U gedoopt bent, komt uw ziel in de hemel.”
“En waar zijn mijn voorvaderen?”, vraagt Redbad. “Die zijn
terecht gekomen in de hel.” Redbad besluit op dat moment om zich
niet te laten dopen. Hij is liever samen met zijn voorouders in de
hel, dan alleen in de hemel. Het zal nog tot in ver in de 9e eeuw
duren, voordat de Friezen in de Nederland bekeerd waren. De kerk
gebouwd op de hoogte van Almenum was hiervan het eerste resultaat.
Friezen,
net als Kelten en Germaanse stammen, zagen wouden en woudreuzen als
heilig en door de voorvaderen en goden bewoond. Bepaalde gedeelten
hadden een hoge status en werden door de Friezen gebruikt om samen te
komen voor het nemen van belangrijke besluiten en zaken van leven en
dood; maar ook van uitwisseling (huwelijken), handel en competitie.
De plekken zijn nog wel bekend (tussen Franeker, Bolsward en
Harlingen) en “het Schakenbosch”, bij Heemskerk). Hier werd door
Claudius Civilis, aanvoerder van de Batavieren de opstand tegen de
Romeinen beraamd. Aan dit overleg, vastgelegd door Rembrandt, namen
ook Friezen deel. De wouden van Noord-Friesland zijn verdwenen. Wat
rest is een boomgaard bij Herbayum, die opgewaardeerd is tot bos.
Hetzelfde geldt voor de hagen en heggen, die in Friesland het
landschap bepaalden. Julius Caesar prees hun militaire waarde. De
hagen waren zo hoog en meters diep, dat het voor zijn soldaten
onmogelijk was een nederzetting binnen te dringen. In Noord-West
Friesland heeft ruilverkaveling en schaalvergroting deze belangrijke
natuurwaarde, tot armetierige proporties teruggebracht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten