DE HELDENMOED VAN DE FRIEZEN
Tacitus, een Romeins historicus en biograaf van Julius Caesar en de veldtochten in Germania, noteerde dat de veldheer, en zijn soldaten, een heilig ontzag had voor de Noord-Europese strijders en met name de Friezen. Zijn legioenen veroverden slechts de zuidelijke Friese Zeelanden. Bij Voorburg begon de verdedigingslinie die de Rijn volgde en doorliep tot de Zwitserse grens. De noordelijke Frieslanden bleven vrij en veel Friezen namen als huurling dienst in het Romeinse leger. Zij werden over geheel Europa gestationeerd en dienden ook in de lijfwacht van de Romeinse keizer, de Pretoriaanse Garde. Betaald werden de huurlingen met zilveren munten, die in relatief grote getale in de Friese landen zijn opgegraven. In Engeland zijn grafmonumenten van Friese officieren gevonden.
Voordat de strijd een aanvang nam, werkten de krijgers zich in onder leiding van sjamanen en druïden in een trance, waardoor ze over formidabele krachten leken te bezitten en geen angst kenden. Ze vochten naakt en beschilderden hun lichamen. In een vloedgolf stortten ze zich op de vijand en streden tot deze geheel vernietigd was.
Deze gemoedstoestand werd “beserker” genoemd en werd opgeroepen door rituele dansen en gezang, het aanbrengen van oorlogskleuren en het gebruik van stimulerende middelen zoals paddenstoelen (vliegenzwammen) en bilzekruid. Het eten en roken hiervan zorgde voor meer spierkracht, bewustzijnsverruiming en ongeremd gedrag. Ook zou het pijnstillend werken en een gevoel van onkwetsbaarheid geven. In de Middeleeuwen werd bilzekruid “heksenkruid” genoemd en bezit of gebruik hiervan werd met de dood bestraft. Niet alleen de Friezen, maar ook de Schotten, Picten en Vikingen kenden dit type krijgers ook. Als in Engeland iemand door het lint gaat en woest om zich heen slaat, wordt dit nog steeds “going beserk” genoemd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten