zondag 28 februari 2021

 WONEN EN WERKEN IN EEN VESTINGSTAD (19e eeuw)

Harlingen kende een uitgebreide groep handwerkslieden; de timmerlui, steenhouwers, scheepsbouwers, zeepzieders en zoutverwerkers. Ook kaarsenmakers en lakenververs. Door gilden geleide vakgebieden. Kwaliteit gegarandeerd.
Onder deze stabiele groep “bungelden” de losse arbeiders en werklozen. Hier heerste armoede, verpaupering en waren de hygiënische omstandigheden erbarmelijk. Zij bewoonden de stegen tussen de Voorstraat, de Schritsen en de Lanen. De kleine optrekjes in de Bargerbuurt. Hier woonden hele gezinnen op een paar vierkante meter. Ondergeschoven kinderen, die onder een bedstee sliepen. Er was geen stromend water en men beschikte over 1 tonnetje voor de ontlasting, 2 als het een groot gezin betrof. De karreman, met zijn “Boldoot-kar”, een leren lap over hoofd en schouder, kwam regelmatig langs.
Laden en lossen was tijdelijk maar zwaar werk. De pakhuizen aan de Noorder- en Zuiderhaven zijn vernoemd naar de landen, waar de goederen vandaan kwamen: Polen, Rusland en Sumatra. Deze laatste reis kon wel drie jaar duren. Zo het schip al terug kwam. Harlingen kende een uitgebreid systeem van weduwen en wezenzorg.
Heemskerk en Barentz stuitten per ongeluk op Spitsbergen, een eiland vol zeerobben en een zee gevuld met walvissen. Harlingen werd het centrum voor de Nederlandse walvisvaart en de vangst voor zeerobben. Beiden om de traan en de olie. Tienduizenden werden er afgeslacht, wat leidde tot schaarste. De laatste walvisvaarder werd verkocht aan Noorwegen. Een land, dat nog steeds op walvissen jaagt.
In de Voorstraat herinneren de panden genaamd “Groenlandvaarder” nog aan deze periode.
Deze groep “arbeiders en handwerkslieden” kende nog een zekere inkomensgarantie en stabiliteit. Maar Harlingen kende ook een grote groep armen, verminkten, zieken en jeneververslaafden. Een groep die tijdens het aardappeloproer in opstand kwam en de gegoede burgerij deed huiveren.
De lont van dit kruitvat bleef smeulen en de Vroedschap boog zich over oplossingen.
Deze dienden zich aan toen Harlingen vestingstad af was. Het gemeentebestuur plande grote infrastructurele werken.
Zo moesten de vestingwerken, stadsmuren, de bruggen en de (water-)poorten worden gesloopt. De vele doorgaande waterwegen werden gedempt (Voorstraat, Zoutsloot, Heiligeweg en Brouwersgracht). Allemaal handmatig en simpel werk, waar de bewoners van de stegen, mannen, vrouwen en kinderen, uitermate geschikt voor waren. Een volwassen man verdiende hooguit 5 gulden per week. Vrouwen nog niet de helft, kinderen bijna niets. Het loon werd in het café uitbetaald.
Het resultaat was er naar. Geen maatschappelijke onlusten en de totale sloop van de vestingwerken. Zelfs de beroemde Franeker waterpoort moest eraan geloven.
Maar daarmee hield de sloop in de oude stad niet op. De
scheepswerf Welgelegen is verdwenen, net als het Admiraliteitsgebouw. 4 huizen op de Noorderhaven moesten wijken voor Doeksen en het Havenmantsje bleef als enige over op het Havenplein.. De Watertoren en de Doopsgezinde vermaning aan de Zoutsloot; allemaal verdwenen geschiedenis en als zodanig vergeten.
scheepswerf Welgelegen
Geen fotobeschrijving beschikbaar.
Leuk
Opmerking plaatsen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten