DE GESCHIEDENIS VAN HARLINGEN
EEN VIKING VERLEDEN
Wieringen was van oudsher een eiland en maakte zo deel uit van de 7 Friese Zeelanden. Het werd door Friezen bewoond, die gebruik maakten van het feit dat het eiland 15 meter boven de toenmalige zeespiegel lag. Een zeldzaamheid in de Lage Landen In de afgelopen jaren zijn op Wier een aantal zilver-schatten gevonden, die verwijzen naar een Viking-verleden.
Dat verleden blijft vaak onderbelicht. De Vikingen waren geen toevallige passanten, maar zij hadden het eiland van de Friese koningen in leen. Ze konden zich daar ook vestigen en handelsbetrekkingen openen. Daarnaast werden deze Noorse vechtersbazen geacht om het gebied te beschermen tegen invallen van hun landgenoten..
Iets dergelijks is hoogstwaarschijnlijk ook bij Almenum gebeurd.
De houten St. Michaelkerk bezat een aantal belangrijke relikwieën. Hieronder bevonden zich het wonderendoend vaandel van Friso, die de Friezen naar dit beloofde land leidde, een botje van de 3e eeuwse martelaar St. Magnus en de keuren (goedkeuringen) van Karel de Grote, waarin de Friezen, als dank voor hun militaire prestaties onder leiding van Magnus Forteman.
Het waren de Friezen, die het mogelijk maakten dat Charlemagne in Rome tot keizer werd gekroond. Ze werden uit hun onderhorigheid bevrijd en waren slechts rekenschap aan Karel verschuldigd. Deze documenten waren de basis voor de “Friese vrijheid en onafhankelijkheid”.
Harlingen ontstaat een paar honderd meter ten westen van Almenum in de 9e eeuw. Tegenover de Grote Brede Plaats, op 't Eyland, als een Noorse versterking met Vikingstrijders, die ingehuurd waren om de Grote Kerk en haar inhoud te beschermen. Noormannen plunderden kerken en kloosters niet alleen voor het goud, en vooral het zilver, maar ook om de religieuze objecten die over heel Europa werden vereerd. Het roofgoed werd in zuidelijke landen aan kerken en particulieren verkocht
. De dreiging was voor Almenum dus heel reëel. Met dit als achtergrond is de verklaring voor de naam “Harlingen” simpel, “Harald”, een veel voorkomende naam, ook onder Viking-vorsten” (vergelijk Harlingerland in Noord-Duitsland) en “linggi” een Germaanse toevoeging, dat “behorend aan” betekent; Haraldlinggi – Harlingen.
Voor de geaccepteerde uitleg van onze stadsnaam, namelijk het gevolg een belangrijke familie die de Harlinga state bewoonde en een belangrijke rol speelde in de ontwikkeling van Harlingen, is slechts anekdotische gegrond. Er liggen geen historische feiten aan ten grondslag. Dat geldt ook voor de aanduiding Harns, die ouder is dan de naam Harlingen. Het is geen familienaam op “de berg”. Zo wie zo is Almenum ouder. Voor de bouw van de eerste Michaelkerk “stond” hier een heidens heiligdom.
Na de val van het Romeinse inviteerden Engelse, rivaliserende, vorsten Angelen en Saksers als huurlingen. Met hen op trokken Friese handelaren naar Engeland (Angelenland). De Fiese Zeelanden raakten ontvolkt en dit bood de Noormannen de kans om de macht te grijpen. Dit gebeurde ook in Harlingen, dat handelaren, kooplui en verkopers aantrok en allengs Almenum overvleugelde. Dit nam nog toe, nadat Willem de Veroveraar in 1066 de Angelen en de Saksers versloeg. Ook de Friezen verlieten Engeland en keerden terug naar het vaste land.
Harlingen profiteert hiervan en de bedrijvigheid en de handel nemen toe, vooral naar Scandinavië en de Oostzee..
In 1234 verkrijgt de welvarende Vikingstad Harlingen stadsrechten.
Noormannen waren dappere, maar ook opvliegende personen. Een gedeelte van de Vikingerfenis vinden we terug in de bijnaam van Harlingers. Het waren “neven”, lastige individuen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten