HARLINGER
WANDELVERHALEN:
EEN
GEMEENTELIJK BORDEEL
Prostituees
waren alom aanwezig in het keizerlijke Rome en hielden zich op in
badhuizen, theaters en bij kazernes. Keizer Caligula (37-41) hoorde
de kassa al rinkelen en voerde in het jaar 40 een wet in om de dames
van plezier te belasten. Volgens de schrijver Seutorius inde de
keizer dagelijks een bedrag van elke prostituee “dat overeenkomt
met wat ze verdienden met een maal gemeenschap.
Caligula
ging echter nog een stapje verder om de schatkist van het Romeinse
rijk te spekken: hij opende een bordeel in zijn eigen paleis en
stuurde omroepers naar marktpleinen en openbare gelegenheden om jong
en oud marktpleinen en openbare pleinen om jong en oud op te roepen
om naar “zijn” prostuees te gaan. De prostitutiebelasting was
blijkbaar een groot succes: ze werd pas in het jaar 498 afgeschaft.
Prostitutie
werd in de 17e eeuw ook voor Harlingen aanleiding tot
beroering en discussie.
De
Republiek der Verenigde Nederland was verdeeld in 7 provincies. Elk
daar van had, soms in samenwerking, een eigen Admiraliteit (marine).
De Admiraliteit van Friesland en Groningen werd gevestigd in Dokkum,
dat toen, in de 17e eeuw, nog een zeehaven was. Dit bleek echter niet
zo'n gelukkige keus. De waterlopen en haven verzandden, waardoor de
marinehaven onbereikbaar werd. De Provinciale Staten besloten toen om
de Admiraliteit naar Harlingen te verplaatsen. Wat voor Dokkum een
aderlating was betekende de komst van de Friese/Groningse marine een
geweldige “up-grading” voor de stad. De komst van de Admiraliteit
betekende de komst van een scheepswerf (Welgelegen aan de
Zuiderhaven, tegenover het Admiraliteitsgebouw (nu Sint Hubertus)),
werklui en ambtenaren, die kantoren en woningen nodig hadden. Kortom
meer handel en meer nijverheid en dus inkomsten voor de gemeentekas.
Ook voor de herbergen, taveernen en zuipkeeten zouden gouden tijden
aanbreken, door al die passagierende matrozen, zeesoldaten,
officieren en kooplui. Ook zouden zich hoge ambtenaren, officieren en
bevelvoerders in de stad vestigen. Tjerk Hiddesz de Vries is hier een
voorbeeld van. Harlingen kreeg meer allure.
Dat
vonden de Harlinger “dames van plezier” ook. Er werd beweerd, dat
deze vrouwen, de eerste Dokkumers met gejuich en gedans bij de
Franeker stadspoort begroetten.
Dit
baarde de magistratuur zorgen. Hen was er alles aan gelegen om de
“Heeren van de Admiraliteit” ten dienste te zijn, anderzijds
dreigde er illegaliteit, zwendel en ongemak. De oplossing waarvoor
men koos, was uiterst rigoureus. Men besloot zelf het uitbaten van
een bordeel ter hand te nemen. Properheid en reinheid van de
aangeboden “waar” stonden voorop . De hoerenkast werd gevestigd
in het huis “de Gouden Enghel” aan de Lanen. Hier is tegenwoordig
de Vrijmetselarij gevestigd.
Bij
reglement kregen ambtenaren de opdracht om het pand en haar bewoners,
wekelijks, grondig te inspecteren. Eenmaal per maand zou de
burgervader zelf “deze zwaren taak op de schouders moeten nemen.”
Of
de burgemeester viel de inspectie minder zwaar, dan wel vertrouwde
hij zijn ambtenaren niet, want de hoogste stadsbestuurder besloot om
de inspecteurs wekelijks te vergezellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten