De
geschiedenis van Brittanië tot 1066
De Romeinse geschiedschrijver Tacitus vond Brittannië een "verovering waard". Zonder het bezocht te hebben, wist hij met zekerheid te vertellen, dat het eiland rijk was aan goud, zilver en paarlen. Deze waren grijs als de lucht boven dit gebied en werden door oesters op de stranden gespuwd, waar ze door de inboorlingen werden verzameld. Als we één overeenkomst zien tussen de Romeinse veroveringstochten dan is dat wel de onblusbare lust naar goud. Dit was ook buiten het Emperium bekend. Een Romeinse keizer werd in Syrië gevangen genomen door de Parthen. Men bracht hem ter dood, door gesmolten goud in zijn mond te gieten. Toen Julius Caesar uiteindelijk zijn troepen aan land bracht, waren de Romeinen in de veronderstelling met wilden en barbaren te maken te krijgen. Dat was anders. De Romeinen kwamen in aanraking met een cultuur, die duizenden jaren ouder was dan de Romeinse. Bewijzen hiervoor vinden we in het uiterste Noorden, namelijk op de
Orkney eilanden.
Deze eilandengroep ten Noorden van Schotland is bekend om zijn
monumenten, steencirkels en graven. In 1850 legde een heftige storm
een neolithisch (steentijd) dorp bloot. De nederzetting werd
gedateerd op 3500 v. Chr. En dit maakt Skara Bray tot de oudste
nederzetting in Noordwest Europa. De nederzetting bestond uit 12
kleinere ruimtes, een gangenstelsel en een grote gemeenschapsruimte.
Het dorp kende een centrale haardplaats en een stenen tank, waarin
aasvissen konden worden bewaard. Ook kenden ze toiletten. Maar de
bewoners hadden ook stijl, ze hadden cultuur. Er zijn sieraden
gevonden en de ruimtes en gangen waren beschilderd en versierd. Dit
allemaal ondergronds en beschermd tegen storm en regen. Het klimaat
moet aangenamer geweest zijn, dan het huidige. Landbouw was mogelijk
en de zee leverde mosselen, oesters en vis. Zo'n 60 tot 70 mensen
moeten hier permanent een levensonderhoud hebben gevonden. Maar het
was zeker niet het enige dorp op de eilanden. Het dorp is rond 2000
v. Chr. verlaten, wegens het verslechterende klimaat en het verdween
onder het zand en de begroeiing. Niet ver van Skara Bray ligt een
immense grafheuvel. In de heuvel is een centrale ruimte met
zijvertrekken. Hierin werden de leiders begraven. Eventuele
grafgiften zijn verdwenen. Drie millennia later plunderen de
Noormannen de grafheuvel en lieten slechts graffiti achter, van onder
andere Idigurd en een onbekende, die zich de beste zeeman van de
Westelijke oceanen noemt.
Maar ook het vaste
land kenden vele grafheuvels en hunebedden. De bekendste hiervan is
wel "West-Kenneth Long Barrow", een zestig meter lang
hunebed, waarin de beenderen van de voorouders werden bewaard en
vereerd. Engeland kent ook vele steencirkels. De grootste ligt te
Avebury, maar de bekendste is Stonehenge. Deze steencirkel, waarvan
met de bouw ongeveer 3000 jaar voor Christus is begonnen. Stonehenge
kent trilothons; twee stenen met een dwarssteen. Vlakbij Stonehenge
is in de vorige eeuw een kolossale houten constructie gevonden, die
uit dezelfde tijd dateert. Het zou kunnen betekenen dat bij rituele
plaatsen, centra van verering waren, die met elkaar in verband
stonden. Een gedeelte van de bij Stonehenge gebruikte stenen komen
oorspronkelijk uit Zuid-Wales. Ook zou het in gebruik zijn geweest
als een enorme neolithische kalender.
Rond 1000 voor Chr.
ontstond er schaarste aan vruchtbare grond. Grote bosgebieden werden
gekapt en als landbouw- of weidegrond in gebruik genomen. Het
romantische beeld dat Engeland in deze periode van Cornwall tot
Inverness (Schotland) een aangesloten bosgebied was, is een fabel.
In de eeuwen
voorafgaand aan de Romeinse periode waren de eilanden dichtbevolkt en
de bevolkingsdruk nam toe. In deze perioden verschijnen er stenen
torens. Deze waren niet alleen bedoeld om de elementen buiten te
houden, maar ook de buren. De idylle van Skara Bray is verdwenen en
veranderd in wantrouwen en grimmigheid. In het binnenland werden
heuvels omgevormd tot heuvelforten, verdedigd door aarden wallen of
palissaden, en een centraal terrein voor het vee. Toch was de cultuur
dynamisch en actief. Er zijn uit deze ijzertijdperiode prachtige
voorbeelden van smeedkunst gevonden (waaronder ceremoniële schilden)
en Britse sieraden werden naar Frankrijk en verder geëxporteerd. Ze
handelden zelfs met de Romeinen, waardoor wijn en olijfolie hun
intrede deden. De Romeinen waren bekend met de prachtige Britse
sieraden en smeedkunst.
Er werden echter ook
verhalen verteld over de gruwelijke gewoontes van de Keltische
Druïden. In het Romeinse roddelcircuit deden verhalen de ronde over
zogenaamde "talking heads", pratende hoofden. Nadat een
vijand was onthoofd werd het gebruikt in bizarre rituelen. De Druïden
zouden met deze hoofden kunnen praten! De Romeinen botsten op een
samenleving die gebaseerd was op semi-autonome krijgsheren en
koningen. Ze vormden ook niet één front tegen de invallers. Een
aantal stammen ging bontgenootschapen met de Romeinen aan. Dit maakte
het voor de Romeinen militair gezien alleen maar gemakkelijker. Daar
kwam bij dat de legioenen militair superieur waren aan de Britten en
op het slagveld korte metten maakten met de ongeorganiseerd vechtende
Keltische stammen. Wat de Romeinse generaals aantrok, waren niet de
parels, die volgens Tacitus in hopen op het strand lagen, maar het
prestige dat men verkreeg als men barbaarse stammen aan de grenzen
van het Imperium versloeg en pacificeerde. In 55 voor Chr. steken de
galjoenen van Julius Caesar het kanaal over. De eerste poging
mislukte door het tij, tijdens de tweede poging blies een storm de
oorlogsschepen terug. De invasie werd afgeblazen. Caligula, een
opvolger van Julius Caesar trok met een aantal legioenen naar de
Franse Kanaalkust. In plaats van over te steken, stelden hij zijn
katapulten op en schoot projectielen richting Brittannië. Hij liet
zijn soldaten hun helmen vullen met schelpen om vervolgens terug te
keren naar Rome. In een triomftocht liet Caligula aan de inwoners van
Rome zien, wat hij op de zee gewonnen had.
Deze krankzinnige
keizer werd opgevolgd door zijn oom Claudius. Deze bracht
veertigduizend soldaten op de been. Deze invasie lukte. Zo'n honderd
jaar na Julius Caesar zetten de Romeinse legioenen voet op Engelse
bodem. Claudius vocht veldslagen uit en sloot bondgenootschappen.
Steevast echter stuurde hij de kinderen van de overwonnen vorst naar
Rome. Om even te kunnen proeven van "la dolce vita". De
bezoekers zagen de luxe waarin de patriciërs leefden. Bij terugkomst
probeerden deze Italiaanse luxe op eigen grond na te bootsen.
Archeologisch onderzoek heeft vele Romeinse villa's blootgelegd. De
mooiste is de villa die in Fishbourne (Sussex) werd gevonden. Het is
gebouwd voor een plaatselijk koning en is zo groot als 6
voetbalvelden. Een villa een Romein waardig. Van het complex zijn de
prachtige mozaïekvloeren bewaard gebleven. Over het algemeen werkten
de lokale machthebbers mee met de bezetters. Je gedragen en
huisvesten als een Romein hoorde hier bij. Er was dan ook een
stupiditeit van een Romeinse gouverneur voor nodig, om de Kelten in
opstand te brengen.
Hij verklaart
"East-Anglia" tot een slavenprovincie. Koningin Boadicea,
die tot dat moment met de Romeinen samenwerkte, werd publiekelijk
gegeseld, terwijl Boadicea's twee dochters voor haar ogen worden
verkracht. Nu slaat de vlam in de pan en in 60 na Chr. verzamelt
Boadicea een leger en trekt plunderend door het land.
Romeinse
nederzettingen worden geplunderd en in brand gestoken. De Romeinse
legioenen bevinden zich in Noord-Wales waar al eerder een revolte is
uitgebroken. De troepen van de koningin ondervinden weinig tegenstand
en ze trekken op naar een grotere Romeinse plaats Colchester. In
paniek vluchtten de Romeinen naar de enig veilige plek, de tempel van
de Keizer Claudius. Als de laatste tegenstand is gebroken, laat
Boadicea de tempel in brand steken. Duizenden Romeinen komen om.
De Romeinse
legioenen keren echter terug en de troepen van Boadicea zijn geen
partij voor deze ervaren soldaten. De laatste strijd speelt zich af
op heilige grond, namelijk het eiland van de Druïden. De magie van
de Druïden en de strijdlust van de Kelten leggen het opnieuw af
tegen onstopbare legioenen. Koning Boadicea pleegt zelfmoord om niet
in handen van de Romeinen te vallen. Die hadden de vorstin zeker in
Rome tentoongesteld om haar vervolgens ten dood te brengen.
Brittannië was
bezet en romaniseerde in snel tempo. Alleen de Picten en de Schotten
in het Noorden waren nog zelfstandig. Ze bleven de Romeinen uitdagen
en plunderden waar mogelijk. Om aan deze dreiging een einde te maken
besloot keizer Hadrianus een muur in het Noorden te bouwen, die van
zee naar zee reikte.
Ruim 100 kilometer
lang slingert "Hadrians Wall" door het landschap. Al snel
was de dreiging uit het noorden verdwenen en fungeerden de poorten in
de muur als controleposten voor de Romeinen, waardoor ze overzicht
hielden over de beweging van mens en goederen. Behalve poorten, kende
de muur ook uitkijkposten en kleine forten, waar Romeinse legionairs
waren gehuisvest. Bij opgravingen werden honderden teksten gevonden
op aardewerk. Afgekeurde brieven en post ontvangen van een
echtgenote. Zij schrijft precies wat ze heeft gestuurd: vier paar
sokken, twee paar sandalen en twee onderbroeken.
Rond 250 na Chr.
kennen we in Engeland van een mengcultuur, Gallo-Romeins genoemd. Het
duidelijkst blijkt dit in Bath. Hier is een imposant badencomplex
opgetrokken boven een warmwaterbron, die tienduizenden liter heet, en
volgens zeggen geneeskrachtig, water uitstootte. In deze magistrale
ruimtes speelden zich een belangrijk deel van het sociale leven in
deze periode af. Ook kende het een altaar gewijd aan de godin
Minerva.
Wat er resteert
straalt nog steeds een onmiskenbare grandeur uit. Maar Bath was niet
de enige plek waar een Romein kon ontkomen aan het provinciale leven.
In Dover bouwden de Romeinen een luxueus hotel met 96 kamers.
Gegarandeerd de plek waar de VIP's, die uit Frankrijk overstaken,
zullen hebben gelogeerd.
Maar rond 400 na
Chr. komt het Romeinse Rijk in de problemen. Vandalen trekken door
Frankrijk om uiteindelijk in Noord-Afrika te belanden. Van daaruit
plunderde Geiseric en zijn troepen Rome. Vanuit het Noorden plunderde
Attila Italië evenals de Gothen. De legioenen aan de grenzen werden
naar het moederland teruggeroepen om te redden wat er te redden viel.
De rol van het West-Romeinse Rijk is uitgespeeld.
Onmiddellijk krijgt
Brittannië te maken met tegenstanders, die van dit machtsvacuüm
gebruik maken. "De geverfde", de stammen uit het Noorden
laten weer van zich horen en op de Westkust landen Angelen en Saksen.
Duitse en Deense
avonturiers op zoek naar simpele buit. De Britse vorsten besluiten om
deze losse troepen in te huren om de kusten te beschermen en het
Noorden te verdedigen. Dit lijkt te werken, tot een Engelse vorst
Vortigan weigert om de soldij te betalen, waarop de Angelen en
Saksers aan het muiten slaan en al snel plunderend door het land
trekken. Vluchtelingen hebben in die barre tijden schatten begraven.
Natuurlijk om de kostbaarheden later weer op te graven. In Suffolk is
die wens niet uitgekomen. In 1992 werd een heuse schat gevonden,
bestaande uit in totaal 13.000 munten, medaillons en edelstenen. Te
bezichtigen in het British Museum in Londen. Ondanks het feit dat de
Saksers aanvankelijk slechts enkele honderden manschappen sterk
waren, lukte het hun stapsgewijs het grootste deel van Engelen in
bezit te krijgen. Het overgrote deel van de bevolking leefde nog op
de klassieke, Romaanse wijze. Maar de toename van de Saksische
overheersers, droeg ertoe bij dat de culturele eenheid werd
verbroken. In het westen (Cornwall en Wales) handhaafde de
traditionele leefwijze zich, de Angelen, Saksers en Denen legde
beslag op Engeland. In het Noorden bleven de Schotten en de Picten
trouw aan de heidense, Noorse tradities. De Saksers introduceerden
wel de Germaanse stamcultuur, die hard en wreed was en eerwraak
kende. Zij bouwden hun forten en steden het liefst op de restanten
van Romeinse bouwwerken.
Tussen 600 en 800
begon de kerstening van Engeland vanuit het Westen (Ierland) en
trokken er zendelingen naar Holland en Friesland. Deze periode is
medebepalend voor de toekomst van Brittannië. Het was een nieuwe
Romeinse invasie, maar dan een invasie van de ziel. St. Patrick wordt
genoemd als de bekeerder van de Ieren, in Engeland is dit minder
duidelijk. De RK-kerk was meer een verlengstuk van de adel en was er
zeer op gebrand een zuivere kerk te zijn, vrij van Keltische en
Heidense invloeden. Engeland kreeg echter in de 9e eeuw te maken met
invallen van de Noormannen. Als eerste werd het klooster van
Lyndessfarn geplunderd, maar al snel werden dorpen en kleine steden
aangevallen en geplunderd. De Vikingen vochten vooral om gevangenen
te maken. Duizenden Britten werden als slaaf afgevoerd.
Wat de Noormannen
wel bereikten, was dat er een eenheid ontstond tussen de
verschillende Anglo-Saxon koningen. Het wachten was op een
vooraanstaand vorst, die niet alleen militair capabel was, maar ook
een visie had op een gouvernementele organisatie. Kortom een Romein.
In dit geval heette hij Alfred. Als kind werd hij door zijn vader
naar Rome gestuurd. Waarschijnlijk om bij paus Leo IV om steun tegen
de Vikingen te vragen. In een speciale ceremonie kleedt de paus
Alfred als een Romeinse consul en gordt hem een zwaard om. Alfred
wordt hier neergezet als de christelijke krijger die Engeland dient
te behouden voor de Moederkerk. Enige tijd later verblijft hij zelfs
een jaar in de Heilige Stad. Terug in Engeland organiseert hij zijn
verdediging, maar de eerste gevechten lopen dramatisch af. Het lijkt
erop alsof hij de controle over Engeland zal verliezen. Zijn fortuin
keert en in 886 weet hij de Vikingen te verslaan en terug te drijven.
In datzelfde jaar, toen hij in het herbouwde Londen aankwam, werd hij
uitgeroepen tot soeverein vorst over alle Engelsen, die in vrijheid
leefden. Hiermee wordt de basis gelegd voor de Britse monarchie.
Gedurende zijn regering tot in de tiende eeuw was er sprake van een
culturele renaissance, tot de volgende veroveraar zich in 1066
aandiende.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten