maandag 11 mei 2020



De geschiedenis van Brittanië tot 1066

De Romeinse geschiedschrijver Tacitus vond Brittannië een "verovering waard". Zonder het bezocht te hebben, wist hij met zekerheid te vertellen, dat het eiland rijk was aan goud, zilver en paarlen. Deze waren grijs als de lucht boven dit gebied en werden door oesters op de stranden gespuwd, waar ze door de inboorlingen werden verzameld. Als we één overeenkomst zien tussen de Romeinse veroveringstochten dan is dat wel de onblusbare lust naar goud. Dit was ook buiten het Emperium bekend. Een Romeinse keizer werd in Syrië gevangen genomen door de Parthen. Men bracht hem ter dood, door gesmolten goud in zijn mond te gieten. Toen Julius Caesar uiteindelijk zijn troepen aan land bracht, waren de Romeinen in de veronderstelling met wilden en barbaren te maken te krijgen. Dat was anders. De Romeinen kwamen in aanraking met een cultuur, die duizenden jaren ouder was dan de Romeinse. Bewijzen hiervoor vinden we in het uiterste Noorden, namelijk op de
Orkney eilanden. Deze eilandengroep ten Noorden van Schotland is bekend om zijn monumenten, steencirkels en graven. In 1850 legde een heftige storm een neolithisch (steentijd) dorp bloot. De nederzetting werd gedateerd op 3500 v. Chr. En dit maakt Skara Bray tot de oudste nederzetting in Noordwest Europa. De nederzetting bestond uit 12 kleinere ruimtes, een gangenstelsel en een grote gemeenschapsruimte. Het dorp kende een centrale haardplaats en een stenen tank, waarin aasvissen konden worden bewaard. Ook kenden ze toiletten. Maar de bewoners hadden ook stijl, ze hadden cultuur. Er zijn sieraden gevonden en de ruimtes en gangen waren beschilderd en versierd. Dit allemaal ondergronds en beschermd tegen storm en regen. Het klimaat moet aangenamer geweest zijn, dan het huidige. Landbouw was mogelijk en de zee leverde mosselen, oesters en vis. Zo'n 60 tot 70 mensen moeten hier permanent een levensonderhoud hebben gevonden. Maar het was zeker niet het enige dorp op de eilanden. Het dorp is rond 2000 v. Chr. verlaten, wegens het verslechterende klimaat en het verdween onder het zand en de begroeiing. Niet ver van Skara Bray ligt een immense grafheuvel. In de heuvel is een centrale ruimte met zijvertrekken. Hierin werden de leiders begraven. Eventuele grafgiften zijn verdwenen. Drie millennia later plunderen de Noormannen de grafheuvel en lieten slechts graffiti achter, van onder andere Idigurd en een onbekende, die zich de beste zeeman van de Westelijke oceanen noemt.

Maar ook het vaste land kenden vele grafheuvels en hunebedden. De bekendste hiervan is wel "West-Kenneth Long Barrow", een zestig meter lang hunebed, waarin de beenderen van de voorouders werden bewaard en vereerd. Engeland kent ook vele steencirkels. De grootste ligt te Avebury, maar de bekendste is Stonehenge. Deze steencirkel, waarvan met de bouw ongeveer 3000 jaar voor Christus is begonnen. Stonehenge kent trilothons; twee stenen met een dwarssteen. Vlakbij Stonehenge is in de vorige eeuw een kolossale houten constructie gevonden, die uit dezelfde tijd dateert. Het zou kunnen betekenen dat bij rituele plaatsen, centra van verering waren, die met elkaar in verband stonden. Een gedeelte van de bij Stonehenge gebruikte stenen komen oorspronkelijk uit Zuid-Wales. Ook zou het in gebruik zijn geweest als een enorme neolithische kalender.

Rond 1000 voor Chr. ontstond er schaarste aan vruchtbare grond. Grote bosgebieden werden gekapt en als landbouw- of weidegrond in gebruik genomen. Het romantische beeld dat Engeland in deze periode van Cornwall tot Inverness (Schotland) een aangesloten bosgebied was, is een fabel.

In de eeuwen voorafgaand aan de Romeinse periode waren de eilanden dichtbevolkt en de bevolkingsdruk nam toe. In deze perioden verschijnen er stenen torens. Deze waren niet alleen bedoeld om de elementen buiten te houden, maar ook de buren. De idylle van Skara Bray is verdwenen en veranderd in wantrouwen en grimmigheid. In het binnenland werden heuvels omgevormd tot heuvelforten, verdedigd door aarden wallen of palissaden, en een centraal terrein voor het vee. Toch was de cultuur dynamisch en actief. Er zijn uit deze ijzertijdperiode prachtige voorbeelden van smeedkunst gevonden (waaronder ceremoniële schilden) en Britse sieraden werden naar Frankrijk en verder geëxporteerd. Ze handelden zelfs met de Romeinen, waardoor wijn en olijfolie hun intrede deden. De Romeinen waren bekend met de prachtige Britse sieraden en smeedkunst.

Er werden echter ook verhalen verteld over de gruwelijke gewoontes van de Keltische Druïden. In het Romeinse roddelcircuit deden verhalen de ronde over zogenaamde "talking heads", pratende hoofden. Nadat een vijand was onthoofd werd het gebruikt in bizarre rituelen. De Druïden zouden met deze hoofden kunnen praten! De Romeinen botsten op een samenleving die gebaseerd was op semi-autonome krijgsheren en koningen. Ze vormden ook niet één front tegen de invallers. Een aantal stammen ging bontgenootschapen met de Romeinen aan. Dit maakte het voor de Romeinen militair gezien alleen maar gemakkelijker. Daar kwam bij dat de legioenen militair superieur waren aan de Britten en op het slagveld korte metten maakten met de ongeorganiseerd vechtende Keltische stammen. Wat de Romeinse generaals aantrok, waren niet de parels, die volgens Tacitus in hopen op het strand lagen, maar het prestige dat men verkreeg als men barbaarse stammen aan de grenzen van het Imperium versloeg en pacificeerde. In 55 voor Chr. steken de galjoenen van Julius Caesar het kanaal over. De eerste poging mislukte door het tij, tijdens de tweede poging blies een storm de oorlogsschepen terug. De invasie werd afgeblazen. Caligula, een opvolger van Julius Caesar trok met een aantal legioenen naar de Franse Kanaalkust. In plaats van over te steken, stelden hij zijn katapulten op en schoot projectielen richting Brittannië. Hij liet zijn soldaten hun helmen vullen met schelpen om vervolgens terug te keren naar Rome. In een triomftocht liet Caligula aan de inwoners van Rome zien, wat hij op de zee gewonnen had.

Deze krankzinnige keizer werd opgevolgd door zijn oom Claudius. Deze bracht veertigduizend soldaten op de been. Deze invasie lukte. Zo'n honderd jaar na Julius Caesar zetten de Romeinse legioenen voet op Engelse bodem. Claudius vocht veldslagen uit en sloot bondgenootschappen. Steevast echter stuurde hij de kinderen van de overwonnen vorst naar Rome. Om even te kunnen proeven van "la dolce vita". De bezoekers zagen de luxe waarin de patriciërs leefden. Bij terugkomst probeerden deze Italiaanse luxe op eigen grond na te bootsen. Archeologisch onderzoek heeft vele Romeinse villa's blootgelegd. De mooiste is de villa die in Fishbourne (Sussex) werd gevonden. Het is gebouwd voor een plaatselijk koning en is zo groot als 6 voetbalvelden. Een villa een Romein waardig. Van het complex zijn de prachtige mozaïekvloeren bewaard gebleven. Over het algemeen werkten de lokale machthebbers mee met de bezetters. Je gedragen en huisvesten als een Romein hoorde hier bij. Er was dan ook een stupiditeit van een Romeinse gouverneur voor nodig, om de Kelten in opstand te brengen.
Hij verklaart "East-Anglia" tot een slavenprovincie. Koningin Boadicea, die tot dat moment met de Romeinen samenwerkte, werd publiekelijk gegeseld, terwijl Boadicea's twee dochters voor haar ogen worden verkracht. Nu slaat de vlam in de pan en in 60 na Chr. verzamelt Boadicea een leger en trekt plunderend door het land.

Romeinse nederzettingen worden geplunderd en in brand gestoken. De Romeinse legioenen bevinden zich in Noord-Wales waar al eerder een revolte is uitgebroken. De troepen van de koningin ondervinden weinig tegenstand en ze trekken op naar een grotere Romeinse plaats Colchester. In paniek vluchtten de Romeinen naar de enig veilige plek, de tempel van de Keizer Claudius. Als de laatste tegenstand is gebroken, laat Boadicea de tempel in brand steken. Duizenden Romeinen komen om.

De Romeinse legioenen keren echter terug en de troepen van Boadicea zijn geen partij voor deze ervaren soldaten. De laatste strijd speelt zich af op heilige grond, namelijk het eiland van de Druïden. De magie van de Druïden en de strijdlust van de Kelten leggen het opnieuw af tegen onstopbare legioenen. Koning Boadicea pleegt zelfmoord om niet in handen van de Romeinen te vallen. Die hadden de vorstin zeker in Rome tentoongesteld om haar vervolgens ten dood te brengen.
Brittannië was bezet en romaniseerde in snel tempo. Alleen de Picten en de Schotten in het Noorden waren nog zelfstandig. Ze bleven de Romeinen uitdagen en plunderden waar mogelijk. Om aan deze dreiging een einde te maken besloot keizer Hadrianus een muur in het Noorden te bouwen, die van zee naar zee reikte.


Ruim 100 kilometer lang slingert "Hadrians Wall" door het landschap. Al snel was de dreiging uit het noorden verdwenen en fungeerden de poorten in de muur als controleposten voor de Romeinen, waardoor ze overzicht hielden over de beweging van mens en goederen. Behalve poorten, kende de muur ook uitkijkposten en kleine forten, waar Romeinse legionairs waren gehuisvest. Bij opgravingen werden honderden teksten gevonden op aardewerk. Afgekeurde brieven en post ontvangen van een echtgenote. Zij schrijft precies wat ze heeft gestuurd: vier paar sokken, twee paar sandalen en twee onderbroeken.
Rond 250 na Chr. kennen we in Engeland van een mengcultuur, Gallo-Romeins genoemd. Het duidelijkst blijkt dit in Bath. Hier is een imposant badencomplex opgetrokken boven een warmwaterbron, die tienduizenden liter heet, en volgens zeggen geneeskrachtig, water uitstootte. In deze magistrale ruimtes speelden zich een belangrijk deel van het sociale leven in deze periode af. Ook kende het een altaar gewijd aan de godin Minerva.

Wat er resteert straalt nog steeds een onmiskenbare grandeur uit. Maar Bath was niet de enige plek waar een Romein kon ontkomen aan het provinciale leven. In Dover bouwden de Romeinen een luxueus hotel met 96 kamers. Gegarandeerd de plek waar de VIP's, die uit Frankrijk overstaken, zullen hebben gelogeerd.

Maar rond 400 na Chr. komt het Romeinse Rijk in de problemen. Vandalen trekken door Frankrijk om uiteindelijk in Noord-Afrika te belanden. Van daaruit plunderde Geiseric en zijn troepen Rome. Vanuit het Noorden plunderde Attila Italië evenals de Gothen. De legioenen aan de grenzen werden naar het moederland teruggeroepen om te redden wat er te redden viel. De rol van het West-Romeinse Rijk is uitgespeeld.

Onmiddellijk krijgt Brittannië te maken met tegenstanders, die van dit machtsvacuüm gebruik maken. "De geverfde", de stammen uit het Noorden laten weer van zich horen en op de Westkust landen Angelen en Saksen.
Duitse en Deense avonturiers op zoek naar simpele buit. De Britse vorsten besluiten om deze losse troepen in te huren om de kusten te beschermen en het Noorden te verdedigen. Dit lijkt te werken, tot een Engelse vorst Vortigan weigert om de soldij te betalen, waarop de Angelen en Saksers aan het muiten slaan en al snel plunderend door het land trekken. Vluchtelingen hebben in die barre tijden schatten begraven. Natuurlijk om de kostbaarheden later weer op te graven. In Suffolk is die wens niet uitgekomen. In 1992 werd een heuse schat gevonden, bestaande uit in totaal 13.000 munten, medaillons en edelstenen. Te bezichtigen in het British Museum in Londen. Ondanks het feit dat de Saksers aanvankelijk slechts enkele honderden manschappen sterk waren, lukte het hun stapsgewijs het grootste deel van Engelen in bezit te krijgen. Het overgrote deel van de bevolking leefde nog op de klassieke, Romaanse wijze. Maar de toename van de Saksische overheersers, droeg ertoe bij dat de culturele eenheid werd verbroken. In het westen (Cornwall en Wales) handhaafde de traditionele leefwijze zich, de Angelen, Saksers en Denen legde beslag op Engeland. In het Noorden bleven de Schotten en de Picten trouw aan de heidense, Noorse tradities. De Saksers introduceerden wel de Germaanse stamcultuur, die hard en wreed was en eerwraak kende. Zij bouwden hun forten en steden het liefst op de restanten van Romeinse bouwwerken.

Tussen 600 en 800 begon de kerstening van Engeland vanuit het Westen (Ierland) en trokken er zendelingen naar Holland en Friesland. Deze periode is medebepalend voor de toekomst van Brittannië. Het was een nieuwe Romeinse invasie, maar dan een invasie van de ziel. St. Patrick wordt genoemd als de bekeerder van de Ieren, in Engeland is dit minder duidelijk. De RK-kerk was meer een verlengstuk van de adel en was er zeer op gebrand een zuivere kerk te zijn, vrij van Keltische en Heidense invloeden. Engeland kreeg echter in de 9e eeuw te maken met invallen van de Noormannen. Als eerste werd het klooster van Lyndessfarn geplunderd, maar al snel werden dorpen en kleine steden aangevallen en geplunderd. De Vikingen vochten vooral om gevangenen te maken. Duizenden Britten werden als slaaf afgevoerd.

Wat de Noormannen wel bereikten, was dat er een eenheid ontstond tussen de verschillende Anglo-Saxon koningen. Het wachten was op een vooraanstaand vorst, die niet alleen militair capabel was, maar ook een visie had op een gouvernementele organisatie. Kortom een Romein. In dit geval heette hij Alfred. Als kind werd hij door zijn vader naar Rome gestuurd. Waarschijnlijk om bij paus Leo IV om steun tegen de Vikingen te vragen. In een speciale ceremonie kleedt de paus Alfred als een Romeinse consul en gordt hem een zwaard om. Alfred wordt hier neergezet als de christelijke krijger die Engeland dient te behouden voor de Moederkerk. Enige tijd later verblijft hij zelfs een jaar in de Heilige Stad. Terug in Engeland organiseert hij zijn verdediging, maar de eerste gevechten lopen dramatisch af. Het lijkt erop alsof hij de controle over Engeland zal verliezen. Zijn fortuin keert en in 886 weet hij de Vikingen te verslaan en terug te drijven. In datzelfde jaar, toen hij in het herbouwde Londen aankwam, werd hij uitgeroepen tot soeverein vorst over alle Engelsen, die in vrijheid leefden. Hiermee wordt de basis gelegd voor de Britse monarchie. Gedurende zijn regering tot in de tiende eeuw was er sprake van een culturele renaissance, tot de volgende veroveraar zich in 1066 aandiende.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten