vrijdag 19 april 2019


 DE GESCHIEDENIS VAN HARLINGEN

DE WATERWEG NAAR FRANEKER



Het oudste bericht over een waterweg tussen Franeker en Harlingen is van 17 maart 1456, wanneer beide steden en Franekeradeel accorderen om de "zeilroede van Franeker tot Harnsera tot aen Almatille te slatten en met tenen rijshout te beschoeien". De vaart moet zo wijd gemaakt worden dat een rijnschip erdoor kan varen uitwaarts naar zee.
Volgens een opgave van kerkeigendommen in het Beneficiaalboek blz. 262 (28 dec. 1543) was Almatille een brug welke lag over het Franekereind voor de, latere, Lammert Warnerssteeg. Opmerkelijk is in de akte de clausule dat bij verzaken van de onderhoudsplicht de schuldige partij twee tonnen Koyts of Hamburger bier aan de contractanten moet leveren.
Het document eindigt met de mededeling dat het moet zijn voorzien van zegels van de heer Ulbodus, pastoor te Almenum, de heer Henricus vicarius en de heer Petrus vicarius.

De eerste trekschuit
In het Hannemahuis is een zilveren sieradenkistje te zien, met in het deksel de volgende inscriptie:
"Claes Jurriens Fontein heeft getrout 1646 den 30e Maert op 't raethuis tot Harlingen, Antje Reinders Jeddema. Hij heeft haer van Leuwerden gehaelt met de eerste trekschuit den 29e Maert op een Paaschdag eer dat de trekschepen aen 't varen waren, alsoo de Magistraet van Harlingen hem de trekschuit leende en zelfs de paerden daertoe keurde. Het was doe uitermate mooi weder, en also nooit in Friesland een trekschuit was geweest, so was de trekweg als met menschen besait. Dit kistje heeft hij haar op trou gegeven".
De totstandkoming van de Trekweg was voor het vracht- en personenvervoer een belangrijke verbetering, er kon nu met weinig of geen wind gevaren worden op vaste tijden. Tot 14 oktober 1863, toen de Spoorweg tussen Harlingen en Leeuwarden geopend werd. De dagen van de passagierstrekschuit waren hiermee geteld. De oorspronkelijke functie van het jaagpad verviel hierdoor ook, want de vrachtschippers liepen doorgaans zelf in het zeel.

Bijna 400 jaar Koningsbuurt
Als buurtnaam komt de naam voor het eerst voor in een akte d.d. 15 februari 1588, waarin Roelff Frises uit Harlingen twee kamers koopt op de "Conincx buijren". De volledige naam van Conincx is te vinden in het proclamatieboek van het rechterlijke archief van Franekeradeel, Hoobe Reijns van Harlingen koopt dan "Vier pondematen landt nevens Cornelis Conincx tichelwerk, de Franeker Vaert ten noorden". Nu waren aan de Trekvaart meerdere tichelwerken, maar het zal vrijwel zeker het tichelwerk zijn geweest dat Henk Kreger in zoëven genoemd boek als nr. 81 aangeeft.
De kleiverwerkende industrie�n aan de Trekvaart moeten in de (late) middeleeuwen al bestaan hebben. In het z.g. register van aanbreng voor belastingheffing uit 1511 is al sprake van vertichelde landen onder Midlum, waaronder 10 pondematen 't welck verdorven is, daer die steenoven op staet.
Dirck Gerbrandts zn. van Aeluwe Saete geeft in 1546 op: "Een ende twintich pondematen nije landt op ende uyt die tichelers landen" Het land is dus dan weer hercultiveerd.
De vele tichelwerken rondom Harlingen (aan de Bolswardervaart stonden ze ook) zijn vrijwel altijd eigendom van welgestelde Harlingers geweest. Kreger situeert langs de voormalige Trekvaart 12 stuks. De encyclopedie van Friesland doet melding van totaal 30 tichelwerken in de gehele provincie in 1862 met totaal 910 werknemers. Er zullen dus doorgaans 350 werknemers op de Harlinger tichelwerken gearbeid hebben.
Voor zover het nog is na te gaan was daarvan het Conincx tichelwerk het eerste dat aan de zuidzijde van de Trekvaart stond.

Cornelis Conincx was in het laatste kwart van de 16e eeuw stadssecretaris van Harlingen. In deze functie treedt hij op 20 februari 1574 voor het Hof van Friesland als getuige op. Voor hetzelfde Hof wordt hij op 15 juli 1575 beëdigd als curator over de kinderen van Taeke Nannings zn. Tot taak van de 16e eeuwse stadssecretaris behoorde o.a. het bijhouden van de weesrekeningboeken.




  • Cornelis Conincx overleed 10 april 1597. In een akte van 2 oktober 1589 komt naar voren dat Conicx in dat jaar dijkgraaf van de vijfdelen was. Op de lijst van Harlingen burgemeesters, samengesteld door F.E. van Ruijven, komt hij als zodanig niet voor, consul zal waarschijnlijk als raadgever bedoeld zijn.
  • Conincx was gehuwd met Bauck Sytses, zij woonden aan de N.-zijde van de Gr. Bredeplaats, thans nr. 31.
  • Veel straten en stegen hebben een persoonsnaam als naamgever, maar een gehele buurt, de Koningsbuurt, zal minder vaak voorkomen.
  • Een 16e eeuwse stadssecretaris-steenfabrikant kreeg de eer.
  • Bron: Internet

Geen opmerkingen:

Een reactie posten