Inge
luisterde gespannen, hoe haar vader de bijeenkomst weer tot rust
bracht. Zij was trots op de manier, thuis deed hij dat ook, hoe hij
de aanwezigen het gevoel gaf, dat de oplossing, bij wijze van
spreken, al op de drempel stond. De problemen leken groot genoeg.
Deense en Noorse verkenners hadden de Friese kusten afgeschuimd en
waren soms tot diep in het binnenland doorgedrongen. Een bende
Vikingen was in Westergo vastgelopen met hun schip. Het was
uitgelopen op een bitter gevecht, waarin geen kwartier werd gegeven.
Slechts een enkele Noorman werd levend gevangen genomen. Uit hun
verhalen maakten de ondervragers op, dat er in het Hoge Noorden
grote aantallen drakenschepen werden gebouwd; de ijzerovens loeiden
dag en nacht, terwijl de troepen van de krijgsheren oefenden op de
rotsige stranden.
Dertien
jaren geleden was ze geboren en ze had slechts rust en vrede gewend.
Een weggelopen koe was de grootste onrust, die ze zich kon
herinneren. En dan nu; de mogelijke komst van de Noormannen! Ze had
in haar leven al veel verhalen over deze zeerovers gehoord. Friesland
had al eerder aanvallen te verduren gehad. Vechtersbazen met grote
bijlen, die uitsluitend uit waren op moorden, plunderen en
brandschatten. Hun schepen keerden terug naar het Noorden, beladen
met goud, zilver, vee en slaven. De overlevenden keerden terug in een
dorp, dat tot de grond toe was afgebrand en leeggeroofd. Het vee, dat
de plunderaars niet konden vervoeren, werd gedood en in de rivier
gesmeten. Loofbomen werden omgehakt en visvijvers vernield. Hun leven
lag in scherven.
In
gedachten zag ze zich al staan. Als slavin aan de boeg van rrn
drakar. Haar rug naar Friesland gericht en op weg naar een donkere
toekomst. Een windvlaag doet haar bijna omtuimelen en ze stoot met
haar arm tegen de verschansing van de drakar.
Het
was de hand van Wismund, haar vader. “Zo, hier ben je! Wakker
worden jij! Je had al lang in bed moeten liggen.”
Inge
krabbelde overeind en wreef de slaap uit haar ogen.
Haar
vader torende hoog boven haar uit. Het gemeenschapshuis was verlaten
en de vuren gedoofd. Inge wankelde op haar benen van de vermoeidheid.
Haar
vader tilt haar op alsof ze een veertje was. Haar hoofd, met de lange
blonde vlechten, zakt tegen zijn brede schouder en Inge valt tevreden
in slaap.
Wismund
beent met grote passen naar huis. Al die verhalen over de dreiging
van de Noormannen hadden zelfs hem ongerust gemaakt. Toen hij het pad
naar de smederij insloeg, zag hij zijn vrouw in de deuropening staan.
Ze rende op hem toe en riep ongerust: “Inge is nog niet thuis! Ze
had allang ...” Toen zag ze het bundeltje, dat haar man in de
handen hield en haalde opgelucht adem.
Ze
hield de huiden, die de deur afsloten open en Wismund stapte zijn
woning binnen. De woonkamer is hoog en ruim, met een vuurplaats. Op
een vliering sliepen Sikke, Luc en Inge; het bed van Wismund en
Helga, zijn vrouw was beneden. De wanden waren bedekt met houten
kisten, kasten en opbergruimtes. Bij de vuurplaats werd gegeten.
Sikke, Luc en Inge waren alleen binnen te vinden, als het zeer slecht
weer was. Hun leven speelde zich buiten af.
Voorzichtig
klom Wismund naar boven en legde Inge op haar slaapplek en dekte haar
toe. Inge was in diepe slaap.
Wismunds
vrouw Helga had plaatsgenomen bij het vuur en bereidde de avondthee.
Ze voelde de spanning bij haar man en voegde nog wat kruiden toe.
Zwijgend dronken ze hun thee. De tanende vlammen van het houtvuur
vormden bizarre patronen op de lemen muur. Toen deze bijna gedoofd
waren, keek Wismund zijn vrouw ernstig aan. “Helga, de dagen van
rust en vrede lijken voorbij. We moeten ons voorbereiden op geweld en
oorlog. De Noormannen zwermen weer langs de kust.” Zijn gezicht
werd zacht en hij pakt haar hand. Helga knikte en zei: “We slaan
ons er wel doorheen.” Helga keek verbaasd, toen ze haar man zag
lachen. “Ja, we moeten ons er letterlijk door heen slaan.” Ook
Helga moest lachen om haar uitdrukking. “Kom,”, zei ze, laten we
maar naar bed gaan. Het is al bijna licht.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten