zondag 16 juni 2019


HARLINGEN (WIKIPEDIA)
 
Omstreeks 1157 stichtte Eilwardus Ludinga het klooster Ludingakerke in het dorp Almenum. De monniken groeven grachten om de handelsvaart beter mogelijk te maken. Ludingakerk werd hierdoor een van de rijkste kloosters in Friesland. De buurt ten westen van Almenum, Harlingen, werd daardoor zó belangrijk dat deze in 1234 stadsrechten kreeg. Daarmee is Harlingen als stad ouder dan bijvoorbeeld Leeuwarden, Dokkum, Franeker of Amsterdam. Noordwestelijk van Harlingen lag in die tijd nog de stad Griend met poorten, grachten en zelfs een hogeschool.[bron?] In 1287 werd Griend als gevolg van de desastreuze Sint-Luciavloed grotendeels verzwolgen door de zee. Thans is Griend nog slechts een zandplaat in de Waddenzee. De naam Harlingen is vermoedelijk afkomstig van de state Harlinga. In 1311 kwam "Harlingen" voor in Engelse havenregisters. In 1579 ondertekenden afgezanten van de stad de Unie van Utrecht en op 22 december 1634 ontving Harlingen zijn octrooi van de Staten van Friesland voor Groenlandsch- en Straat Daevids-visscherij (walvisvaart).
Twee eeuwen lang bestaat Harlingen, gelegen op een bogtigen uithoek der kust, in de schaduw van de universiteitsstad Franeker. Maar door de verbinding met de zee nam de welvaart gestaag toe. Vroeger lag de stad westelijker dan vandaag, maar de zee sloeg regelmatig land weg. In 1543 en 1565 breidde men uit in noordelijke richting, zodat de Noorderhaven de Binnenhaven wordt, die hij nu nog is. Op de middag van 17 mei 1568 werden tot verbazing van de Harlingers 1800 Waalse soldaten aan land gezet, die later in de slag bij Heiligerlee verslagen worden.
Na de stormvloed in de zomer van 1573 moesten dijkgedeelten ten noorden en zuiden van Harlingen landinwaarts nieuw worden aangelegd. De Spaanse kolonel Caspar de Robles perste de bevolking geregeld geld af voor de soldij van zijn soldaten.[1] Hij was in 1574, inmiddels stadhouder, traag bij de voedselvoorziening voor de dijkwerkers en er dreigde hongersnood ook voor de burgers van de stad. Die mochten bovendien de stad niet verlaten op straffe van verbeurdverklaring van hun bezit. De geplande dijkhoogte van 12 voet bleef steken op 10 voet.[2]
In 1579 volgde een uitbreiding naar het oosten, mede door de toevloed van Vlaamse doopsgezinden die de katholieke repressie in de Zuidelijke Nederlanden ontvluchten. Door deze uitbreiding die in drie maanden werd voltooid, lag de kerk van Almenum nu binnen de stadsvesten. De handelsvaart naar de landen om Noord- en Oostzee nam toe en in 1598 werd de stad weer uitgebreid, nu in zuidelijke richting. In 1596 werd het eerste stenen woonhuis gebouwd, De vergulde Engel, aan de Lanen 28. Het gebouw is ieder jaar op Monumentendag te bezichtigen.
de Zuiderhaven met de Friese Admiraliteit (1790)
 
In 1644 kwam de Friese Admiraliteit van Dokkum naar Harlingen. De Zuiderhaven kreeg het karakter van marinehaven. De vermaarde Tjerk Hiddes de Vries wordt er later luitenant-admiraal. De krijgsvaart bleef echter van minder belang dan de handelsvaart. Talrijke schippers onderhielden beurtvaarten naar de Waddeneilanden, naar alle hoeken van de provincie en naar de Zuiderzeehavens, waarvan Amsterdam de belangrijkste was. De stad kende veel nijverheid. Er waren scheepswerven, bierbrouwerijen, zeep- en zoutziederijen, steen- en pottenbakkerijen, kalkovens, graan- en zaagmolens. Maar zoals dat al eerder het geval was met de Hanzesteden aan de toenmalige Zuiderzee, werd Harlingen in de volgende eeuwen voorbijgestreefd door Amsterdam en Rotterdam. Toch bleef Harlingen als kustvaart- en vissershaven met veel voorzieningen en het nieuw gegraven Van Harinxmakanaal van groot economisch belang voor Friesland.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten