vrijdag 25 december 2020

 

FRIESLAND ALS ONDERDUIKPROVINCIE

Waarom was Friesland een ideale provincie om onder te duiken? Drie factoren speelden daarbij een rol. Ten eerste had de provincie door de Duitse inval nauwelijks schade opgelopen en had met uitzondering van de Waddeneilanden een relatief lichte Duitse bezetting. Belangrijker was de omstandigheid dat er een uitgestrekt platteland was waar veel afgelegen boerderijen en huizen een goede mogelijkheid boden om onder te duiken. De laatste belangrijke factor was dat er regelmatige scheepvaartverbindingen tussen Amsterdam en Friesland waren. De veerboot van Lemmer is de bekendste maar daarnaast waren er ook beurtvaarders die voor vervoer konden zorgen.

HOE HET BEGON

De joden waren de eerste groep die werd vervolgd. In de zomer van 1942 begonnen de deportaties. Een deel van de joodse gemeenschap kon en/of wilde niet beseffen waar die toe zouden leiden. Een ander deel zag de ernst van de situatie wel in en ondernam pogingen om een veilig heenkomen te zoeken. Dat was in het begin allerminst een gemakkelijke opgave. Van een organisatie was eerst nog geen sprake. Het vinden van een onderduikadres was afhankelijk van een betrouwbaar persoonlijk contact.
In Friesland had men over het algemeen geen besef van de ernst van de jodenvervolging. Toch werd er in de tweede helft van het jaar 1942 al wel een netwerk opgezet van contacten tussen de Randstad en Friesland. Dat netwerk werd vooral gebruikt voor het onderbrengen van joodse kinderen uit Amsterdam.

DE ORGANISATIE

In de winter van 1942-1943 werd de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers, kortweg de LO, opgericht. Friesland kreeg een provinciale afdeling. De LO was de grootste organisatie binnen het verzet. Vele andere organisaties zoals de knokploegen (voor het aanleveren van bij kraken buitgemaakte distributiebonnen en persoonsbewijzen), het Nationaal Steun Fonds (voor geld) en falsificatiebureau’s (voor vervalste identiteitspapieren) waren belangrijke toeleveranciers van de LO. Hoe werkte de LO? Via beurzen, zowel provinciaal als landelijk werden ‘vraag en aanbod’ op elkaar afgestemd. Bij het vinden van onderduikadressen speelden de netwerken van predikanten en onderwijzers een belangrijke rol. De organisatie kende de volgende soorten medewerkers:
  • Zij, die zorgden voor begeleiding tijdens de reis naar de eerste opvangplaats; joodse kinderen werden meestal begeleid door vrouwelijke studentes
  • Zij, die de eerste opvang verzorgden
  • Zij, die zorgden voor het onderbrengen bij het ‘definitieve’ gastgezin en die de onderduikers later bezochten, om bv. bonkaarten te brengen.
De organisatie had een eerste zwaartepunt in Sneek van waaruit de onderduikers over de rest van de provincie werden verspreid. Een tweede zwaartepunt was Leeuwarden.
De genoemde LO telde in Friesland vijf districten: Dokkum, Drachten, Leeuwarden, Sneek en Stiens.
Deze omvatten de volgende gemeenten:
  • District Leeuwarden: Leeuwarden
  • District Stiens: Barradeel, het Bildt, Franeker, Franekeradeel, Harlingen, Leeuwarderadeel, Menaldumadeel, Terschelling
  • District Dokkum: Achtkarspelen, Ameland, Dantumadeel, Dokkum, Ferwerderadeel, Kollumerland, Oostdongeradeel, Schiermonnikoog, Tietjerksteradeel, Westdongeradeel
  • District Drachten: Idaarderadeel, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland, Utingeradeel.
  • District Sneek: Baarderadeel, Bolsward, Doniawerstal, Gaasterland, Haskerland, Heerenveen, Hemelumer Oldeferd, Hindeloopen, Lemsterland, Rauwerderhem, Sloten, Sneek, IJlst, Weststellingwerf, Wonseradeel, Wymbritseradeel.

DE PRAKTIJK

Onderduiken was niet gemakkelijk. Allereerst moest men een vertrouwd onderduikadres vinden. Verder moest men valse papieren hebben: persoonsbewijzen en distributiebescheiden etc. De LO slaagde er steeds beter in in al deze behoeften te voorzien.
Onderduikers kwamen vaak in een totaal andere wereld terecht. De overgang van de stad naar het platteland was groot. Men moest wennen aan ander eten en vaak een andere taal. Het was van belang zich zoveel mogelijk aan te passen om de kans op ontdekking zo klein mogelijk te maken. Dat lukte de één beter dan de ander.

NA DE OORLOG

Na de bevrijding begon het opduiken. In de kranten verschenen oproepen aan onderduikers om zich te laten registreren bij een LO-bureau. Een deel van de Friese administraties - betreffende 5415 onderduikers - is bewaard gebleven. De registratieformulieren van onderduikers die meer dan honderd jaar geleden zijn geboren zijn openbaar en worden op deze website getoond. In 2017 gaat het daarbij om formulieren en kaarten van 2582 onderduikers. Elk jaar zullen er op 1 januari ‘nieuwe’ formulieren worden vrijgegeven.
De meeste onderduikers konden geleidelijk aan weer naar huis. Voor de joodse onderduikers was dit vaak een ingewikkelde zaak. Velen kwamen er achter dat het grootste deel van de familie was omgekomen in de kampen. Over de toekomst van de joodse wezen werden lange en verhitte discussies gevoerd, met alle nadelige gevolgen van dien voor de kinderen.
Afbeelding kan het volgende bevatten: buiten
11
3 opmerkingen
Leuk
Opmerking plaatsen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten