donderdag 26 april 2018


WIKIPEDIA FRISIA

de Dom van Almenum (2)

De Ridders van Christus waren voor de beruchte “vrijdag de 13e” op de hoogte van de plannen van Philips de Schone, de Franse koningen. De Orde van Tempelieren moet naarstig op zoek zijn geweest naar een locatie, waar men onder kon duiken om uit de handen van de Franse (en Engelse) vorst te blijven. Het moest een regio zijn met een grote mate van autonomie, een niet al te hoog ontwikkelde bevolking en geschikt voor economische activiteiten. Een grote “afstand” tot de paus, die de ridders ex-communiceerde was ook belangrijk.

Een gebied in het Zuiden (de Middellandse Zee) was daarom uitgesloten. Het Heilige land was in beroering en definitief in handen van de Islam en de door haar geïnspireerde legers gekomen. Het Koninkrijk van Jeruzalem was gevallen.

Zwitserland leek een geschikte kandidaat, alleen de Tempelieren-schat is vrijwel zeker over zee vervoerd. Het is wel zeker, dat individuele ridders hierheen zijn ontkomen en zich daar hebben gesetteld. Blijft over een gebied in het Noorden.

Schotland lijkt een geschikte kandidaat. Het is per schip vanuit La Rochelle, via het Kanaal, eenvoudig te bereiken. De Tempelieren-schat zou hier kunnen worden verborgen. Ook hier zien we de deelname van Tempelridders in belangrijke veldslagen, in plaatselijke kronieken genoemd

Toch was de politieke situatie niet stabiel en werd de periode van Schotse onafhankelijkheid door de Engelsen beëindigd.

Zijn er nog andere regio's in Noord-Europa, die geschikt zijn om als schuilplaats voor de Tempelieren te dienen.

Ik denk, dat de Middeleeuwse Frieslanden, er waren er 7, vandaar de 7 pompe-bladen op de Friese vlag en dan met name het gedeelte, dat nu Friesland wordt genoemd.

In de Middeleeuwen kende Friesland een periode (800 – 1450), die de periode van de “Friese Vrijheid” wordt genoemd. Officieel waren de graven van Holland de baas in Friesland, maar zij werden bij Warns verslagen en waagden geen tweede poging. De Duitse keizer en later de Spaanse vorsten konden hun macht amper uitoefenen. Philips II probeerde het, maar moest de reis over land naar zijn Noordelijke gewest afbreken. De wegen waren onbegaanbaar. De Friezen waren chauvinistisch en zeer aan hun onafhankelijkheid gehecht, het waren formidabele krijgers en kenden een eigen taal en tradities, die buitenstaanders uitsloot. Veel Friese steden ontwikkelden zich tot handelsstad (Stavoren, Workum). Harlingen hoorde hier ook bij. In de beroemde Deense Tolboeken, staat in 1192 een fluit vermeld, die als thuishaven “Herlinghe” had. Het schip was op weg naar de Oostzee. De omvang van de Harlinger handel met landen aan de Oostzee, zou later toenemen. De belangrijkheid van Stavoren e.a. nam af.

Op het stadswapen van Harlingen staat het Tempelieren-kruis. Een duidelijke aanwijzing, maar zijn er nog andere?

In de periode 1100 – 1212 werd Friesland getroffen door een aantal enorme overstromingen, die het landschap en de waterwegen totaal veranderden. Harlingen kwam toen aan zee te liggen. Deze natuurrampen zorgden natuurlijk voor migratie, iets waar de Tempelieren, als dekmantel gebruik van kunnen hebben gemaakt. De economische groei van Harlingen is duidelijk zichtbaar in de 2e helft van de 13e eeuw. Gefinancierd door de Tempelieren?

In de directe omgeving van dde stad lag het Ludinga-klooster (Ludingakerk), gesticht rond 1150, dat ook groeide in deze periode en waarvan de monnikken als vechtersbazen bekend stonden. Ondergedoken Tempelieren?

De ridders waren bouwers van kerken en vestingen. Zij maakten hun keuzes niet alleen om strategische, architectonische of propaganda-redenen, maar hielden ook rekening met de energie-patronen van de aarde, de zogenaamde ley-lijnen. Zij bouwden het liefst op plekken, waar deze energie-banen elkaar kruisen, waardoor ze onderdeel zijn van een globaal patroon, van ley-lijnen. De kracht van de aard-energie wordt hier versterkt.

Vinden we zo'n plek in Harlingen?

Ja, en wel op de “berg van Almenum” een heuvel, die nu midden in Harlingen ligt. Op deze bijzondere plek stond voor de komst van het Christendom een heiligdom gewijd aan de natuurkrachten en de heidense goden. Bij een dergelijk monument moeten we niet direct denken aan gebouwen, maar aan bomen, vooral de eik, voor Kelten en Germanen, en ook de Friezen een heilige boom. Alle Frieslanden kenden een dergelijk heilig bos, bijvoorbeeld het Schakenbosch nabij Haarlem.

In het jaar 777 kwam hieraan een einde. Onder leiding van christelijke missionarissen werden de eiken omgehakt. Van het hout werd een christelijke kerk gebouwd.

Vanaf dit jaar tot op heden zijn hier katholieke en later protestantse kerkdiensten gehouden.

De kerk werd de st.Michaelkerk genoemd (Michael kerken liggen op heuvels) en het gebouw (10 bij 20 meter groot) brandde tot twee maal toe af. In de 13e eeuw werd de houten kerk afgebroken en werd een tufstenen, twee-beukige zaalkerk gebouwd. Misschien dat de financiele inbreng van de Tempelieren, deze bouw heeft mogelijk gemaakt. In 1771 werd de kerk “onbewoonbaar” verklaard, gesloopt, op de toren na, en vervangen door een kruiskerk !

Geen opmerkingen:

Een reactie posten