Harlinger
stadsverhalen
ALLEEN
Hij
sjokte al jaren door de stad. Zijn pensioen had hem bevrijd van zijn
beklemmende werkzaamheden, maar ook van zijn vrouw, zijn kinderen en
zijn buren.
Hij
miste de oude buurt, waar je ieder geval nog gegroet werd, maar dat
nu een “terra non grata” was geworden, nu zijn ex een nieuwe
vriend had gevonden.
Zijn
nieuwe behuizing had zijn eenzaamheid slechts vergroot. Hij zag bijna
nooit een medebewoner van het splinternieuwe appartementencomplex.
Met uitzicht op zee. Soms had hij het idee er alleen te wonen.
Slechts af en toe hoorde hij muziek of het geluid van stemmen.
De
normale “opvangplekken” voor gepensioneerden en oudere werklozen,
stonden hem tegen. De discussies en gesprekken op de hangplekken voor
ouderen waren te luidkeels en te oppervlakkig. De enige plek waar hij
regelmatig kwam, was de bibliotheek. Tenminste tot voor kort.
Hij
voelde zijn isolement toenemen. Onmachtig om nieuwe contacten te
maken en activiteiten te ondernemen.
Als
de muren van zijn woonkamer, waar hij meestal onmachtig op de bank
lag, op hem afkwamen, daalde hij de betonnen trappen af en begon te
lopen.
Sinds
een paar weken droeg hij een plastic tas met zich mee, met daarin een
fles zoete Spaanse wijn. De wijn maakte hem nieuwsgieriger naar zijn
omgeving, maar de mensen negeerden hem. Daarom richtte hij zich maar
op gebouwen, de schepen in de haven en de sluizen.
Op
de sas is hij toen uitgegleden. Spartelend probeerde hij de fles
boven water te houden. Dit werd door omstanders geïnterpreteerd als
doodsnood en een tweetal sprong zonder dralen in het water.
Achteraf
stelde hij vast, dat zijn eenzaamheid was verdwenen. Hij werd naar de
wal gebracht, door politie-agenten uit het water getrokken.
Ziekenbroeders pakten hem warm in en reden hem naar het nabije
kaatsveld, waar een trauma-helicopter klaar stond, die hem naar het
ziekenhuis bracht. Tijdens de vlucht spraken stemmen hem bemoedigend
toe en hielden zijn hand vast. In het ziekenhuis bezocht een arts
hem, die een slaapmiddel voorschreef. 's Morgens bracht een lieve
verpleegkundige zijn ontbijt en die middag zou een gesprek volgen met
een psychiater.
Hij
fleurde helemaal op, al maakten de gesprekken met de psychiater hem
onrustig. Zij sprak steeds over zelfstandigheid en terugkeren in de
samenleving.
Die
avond kreeg hij te horen, dat hij ontslagen werd. Hij was fysiek en
geestelijk opgeknapt. Voldoende om weer naar huis te gaan en de draad
weer op te vatten. Als er problemen waren, kon hij altijd, het liefst
via de huisarts, hulp krijgen.
Die
nacht sliep hij niet. Alle kracht leek uit hem weg te vloeien en zijn
huis de terugkeer naar stof en verschimmelde historie. Pas toen de
slaapmedicatie begon te werken, sukkelde hij weg.
De
volgende ochtend nog een ontbijt, gebracht met een glimlach, een doos
met pillen en de hartelijke groeten. Geen “tot ziens” merkte hij
op.
Toen
hij de schuifdeuren passeerde, sloeg de warmte hem tegemoet en begon
hij direct te zweten. Hij viel op met zijn donkere regenjas, die een
behulpzame zorgverlener had gewassen en zelfs gestoomd.
Na
een tiental passen sloeg de twijfel toe. Zijn hand zocht onmiddellijk
naar het doosje met pillen. Inslapers waren het en dat was precies
wat hij wilde.
Hij
schrokte een handvol pillen naar binnen en ging bij de bushalte
zitten wachten, tot ze “aansloegen”.
Het
lege doosje liet hij liggen, toen hij rechts af sloeg. Op weg naar de
haven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten