donderdag 9 februari 2017

GESCHIEDENIS VAN HARLINGEN
DE REGENTENTIJD, VRIENDJESPOLITIEK
“In 1789 woonden van de zes poortwachters, allen dochters van regerende of oud-burgemeesters”, er een in Breda en een in Bolsward. Commissaris van de trekschepen was de vrouw van dominee Fekkens, wonende in Oosterhaule; het ambt van askarrenman werd bekleed door Daniel Gantier, wonende te Leeuwarden, voormalig knecht van oud-burgemeester Plettenberg, ja, van sommige ambtenaren kende men zelfs de namen niet.
In 1887...
waren er drie turfmeesters; Pietje, de meid van burgemeester Steensma; Baukje, gewezen meid van burgemeester Schaaf en Durkje, huisvrouw van Joh. Norel.
Deze hadden er zelfs niet aan gedacht om plaatsvervangers aan te stellen, doch bepaalden zich er toe, de aan de ambten verbonden voordelen in ontvangst te nemen.
Dat dergelijke toestanden, die reeds vele jaren duurden, tot verbittering onder de bevolking aanleiding gaven, behoeft zeker niet te verwonderen. Een (Bataafse) revolutie hing in de lucht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten