donderdag 21 juni 2018

HOEZO “WETENSCHAP

Archeologie was in het verleden synoniem met schatgraverij. Avontuurlijk en rijk moest je zijn en de archeologen in die tijd, waren op zoek naar schatten en ze schrokken voor niets terug. De opening van de grote piramide van Gizeh is niet met nauwkeurig spitwerk, maar door explosieven blootgelegd.

Dit is tegenwoordig ondenkbaar. Soevereine staten bewaken angstvallig hun historie en opgravingen vinden stap voor stap en nauwkeurig gedocumenteerd vast. Dit maakt het mogelijk om redelijk nauwkeurig de vondsten te dateren. Dit wordt bevorderd door het macabere feit, dat steden gedurende hun bestaan talloze malen zijn verwoest en om vervolgens weer herbouwd te worden. De Bijbelse stad Jericho, een der oudste stadsbeschavingen, is zeker tien maal vernietigd en herbouwd, waarvan een maal na een zeer zware aardbeving. Verbanden met het Bijbelverhaal over de val van Jericho werden snel gelegd. De archeologie leek een Bijbelverhaal te bevestigen.

Archeologie is ook politiek. Historische opgravingen kunnen oude tradities bevestigen en eigendomsrechten onderbouwen. Dit speelt met name in Israël.


De archeologie staat hier echter in dienst van de politiek. Opgravingen, zoals die bij Massada, dienen te bevestigen, dat dit het Beloofde Land, voorbestemd door een goddelijk decreet.

Het belangrijkste monument is de Tempel, te Jeruzalem. Rond het jaar 1000 gebouwd door Salomo, zoon van koning David. Deze prachtige Tempel was gebouwd om de Ark des Verbonds te huisvesten. Dit is het meest heilige religieuze object van het Judaisme. De Tempel is door de Assyriers en de Romeinen vernietigd. De Klaagmuur is het enige dat rest. Dit is echter geen muur van de oorspronkelijke tempel! Archeologisch is er geen bewijs voor het bestaan van een centraal, religieus heiligdom.

Dit veranderde in het begin van deze eeuw. Plotseling dook een gegraveerde steen op. De tekst sloeg in als een bom. Op het tablet liet een Joodse koning, dat hij herstelwerkzaamheden had verricht aan de tempel van Salomo. Dit was een keihard bewijs voor het bestaan van de Tempel. Een probleem was dat de steen niet tijdens een opgraving was gevonden. Het was tussen het puin gevonden, dat van de Tempelberg was afgevoerd. Ondanks twijfels en onderzoek besloot de Universiteit van Jeruzalem de steen voor een onbekend bedrag, 4 miljoen dollar volgens de geruchten. De steen zou een plek moeten krijgen naast een andere inscriptie, waarin het “Huis van David” wordt vermeld. Hiermee was volgens velen zowel het bestaan van David, als zijn dynastie bewezen.

Bij aankomst op de universiteit werd de steen nogmaals onderzocht, ditmaal ook door taalkundigen. Al snel kwamen deze met alarmerend nieuws. De steen was een vervalsing. Een vervalsing van hoge kwaliteit, maar men had een kapitale fout gemaakt. Het Oud-Hebreeuwse woord, dat voor hersterllen was gebruikt, bestond in die periode nog niet. Toen men daarna de steen nogmaals onder een vergrootglas legde, kwamen ook de geologen tot de conclusie: vals.

Maar er bleek nog meer vals te zijn. Een aantal jaren voor de vondst van de “Tempelsteen”, was een ossuarium opgedoken. Dit is een stenen kist, waarin de beenderen van de dode worden opgeborgen in een familiegraf. Er zijn veel van deze kisten gevonden. Ze werden in de tijd van Jezus nog gebruikt.


Op dit beenderkistje stond, en dat was niet ongebruikelijk, de naam van de overledene. De naam was Jacob, zoon van Jozef, broer van Jezus. Het is bekend dat een (half)broer van Jezus na de dood van de Messias de leiding van de christenen op zich nam. Ditmaal een indirect bewijs voor het historisch bestaan van Jezus Christus.

Ook hier bleek het om een vervalsing te gaan.

Archeologisch onderzoek kan ook worden tegen gewerkt of de wetenschappers kunnen monddood worden gemaakt. Dit overkwam een aantal Israëlische onderzoekers. Zij menen het Jeruzalem van 1000 voor Christus gelokaliseerd te hebben. Echter geen grote tempels en paleizen. Jeruzalem uit die periode was een klein en simpel dorp.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten