Harlinger zeelieden in WOII
Al in 1940 braken voor de Duitse onderzeeboten op de Atlantische oceaan de glückliche Zeiten aan. De aangevallen koopvaardijschepen konden zich nauwelijks verweren. De Duitsers waren bovendien in staat het geallieerde radioverkeer af te luisteren, zodat ze precies wisten waar ze de schepen konden verwachten… Meermalen werd een konvooi opgewacht door één van de beruchte ‘wolvenhorden’, georganiseerde groepen U-boten, die wisten op welke routes de schepen opereerden en ze afslachtten. In het begin van de oorlog was de beveiliging van de konvooien minimaal. Maar ook individueel opererende onderzeeboten brachten grote schade toe.
Een sprekend voorbeeld daarvan is de aanval die in de nacht van 22 op 23 november 1940 plaats vond op konvooi SC 11. Maar die werd dan ook uitgevoerd door luitenant ter zee Joachim Schepke, één van de Azen van Dönitz’ onderzeebootvloot. Schepke was die nacht verantwoordelijk voor de gelijktijdige dood van vier Friese zeelieden. Ze voeren alle drie aan boord van het ss Ootmarsum (3628 ton) van rederij Vinke & Co te Amsterdam. De Ootmarsum stond onder commando van kapitein Jan de Vries, Amelander van geboorte. De Vries doorliep de stuurmansopleiding aan de Harlinger Zeevaartschool. Aan boord waren verder nog de 33-jarige tweede machinist Pieter Wijnia uit Harlingen en de eveneens uit onze stad afkomstige stoker Hermanus Bekius, 31 jaar. Piet Wijnia was, voor hij uit Harlingen vertrok, getrouwd met Sijke Taekema. Tweede stuurman op de Ootmarsum was de Terschellinger Cornelis Roos. In het konvooi voeren nog twee Nederlandse schepen, het ss Bussum en ss Hilversum. In totaal telde het konvooi 34 schepen en vertrok op 9 november 1940 uit Canada. De Ootmarsum vervoerde ijzererts.
Schepke viel met zijn U-100 ’s nachts aan. Bij toeval was hij tijdens een zware bui midden in het konvooi terecht gekomen. Het tweede schip dat door een torpedo werd getroffen, was het ss Ootmarsum. Schepke noteerde in zijn logboek, dat het getroffen schip direct in de golven verdween.
Omdat de Ootmarsum ijzererts vervoerde, moet het als een baksteen zijn gezonken, alle vijfentwintig bemanningsleden met zich mee sleurend. Vanaf het ss Bussum zag men, hoe het drama zich in minder dan twee minuten voltrok. Schepke torpedeerde die nacht nog vier schepen van het konvooi. Toen het licht werd dook de U 100 onder, ook al omdat er vliegtuigen in de lucht waren. Om 19.00 uur zette Schepke zijn vernietigende werk voort. De Bussum was het volgende slachtoffer. Alle opvarenden konden worden gered door een escorteschip. Behalve twee Nederlandse, werden drie Britse en twee Noorse schepen slachtoffer van de U-100. (uit: Gebleven van Johan van der Wal)
Al in 1940 braken voor de Duitse onderzeeboten op de Atlantische oceaan de glückliche Zeiten aan. De aangevallen koopvaardijschepen konden zich nauwelijks verweren. De Duitsers waren bovendien in staat het geallieerde radioverkeer af te luisteren, zodat ze precies wisten waar ze de schepen konden verwachten… Meermalen werd een konvooi opgewacht door één van de beruchte ‘wolvenhorden’, georganiseerde groepen U-boten, die wisten op welke routes de schepen opereerden en ze afslachtten. In het begin van de oorlog was de beveiliging van de konvooien minimaal. Maar ook individueel opererende onderzeeboten brachten grote schade toe.
Een sprekend voorbeeld daarvan is de aanval die in de nacht van 22 op 23 november 1940 plaats vond op konvooi SC 11. Maar die werd dan ook uitgevoerd door luitenant ter zee Joachim Schepke, één van de Azen van Dönitz’ onderzeebootvloot. Schepke was die nacht verantwoordelijk voor de gelijktijdige dood van vier Friese zeelieden. Ze voeren alle drie aan boord van het ss Ootmarsum (3628 ton) van rederij Vinke & Co te Amsterdam. De Ootmarsum stond onder commando van kapitein Jan de Vries, Amelander van geboorte. De Vries doorliep de stuurmansopleiding aan de Harlinger Zeevaartschool. Aan boord waren verder nog de 33-jarige tweede machinist Pieter Wijnia uit Harlingen en de eveneens uit onze stad afkomstige stoker Hermanus Bekius, 31 jaar. Piet Wijnia was, voor hij uit Harlingen vertrok, getrouwd met Sijke Taekema. Tweede stuurman op de Ootmarsum was de Terschellinger Cornelis Roos. In het konvooi voeren nog twee Nederlandse schepen, het ss Bussum en ss Hilversum. In totaal telde het konvooi 34 schepen en vertrok op 9 november 1940 uit Canada. De Ootmarsum vervoerde ijzererts.
Schepke viel met zijn U-100 ’s nachts aan. Bij toeval was hij tijdens een zware bui midden in het konvooi terecht gekomen. Het tweede schip dat door een torpedo werd getroffen, was het ss Ootmarsum. Schepke noteerde in zijn logboek, dat het getroffen schip direct in de golven verdween.
Omdat de Ootmarsum ijzererts vervoerde, moet het als een baksteen zijn gezonken, alle vijfentwintig bemanningsleden met zich mee sleurend. Vanaf het ss Bussum zag men, hoe het drama zich in minder dan twee minuten voltrok. Schepke torpedeerde die nacht nog vier schepen van het konvooi. Toen het licht werd dook de U 100 onder, ook al omdat er vliegtuigen in de lucht waren. Om 19.00 uur zette Schepke zijn vernietigende werk voort. De Bussum was het volgende slachtoffer. Alle opvarenden konden worden gered door een escorteschip. Behalve twee Nederlandse, werden drie Britse en twee Noorse schepen slachtoffer van de U-100. (uit: Gebleven van Johan van der Wal)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten