HARLINGEN: Tobbedansers, Ringriders, Neven
Men zegt, dat arbeiders van een leerfabriek 's nachts beestenvellen in een teil legden om te weken. De volgende dag ging men die vellen treden in de teilen. Men danste als het ware in een tobbe (teil).
Dat treden vond plaats, om de wol of het haar, dat nog aan de huiden zat los te weken. Dr. Jos. Schrijnen zegt, dat de Harlinger stoffenverver als het ware te dansen stond in een tobbe.
Ook Walling Dijkstra spreekt van wollen kledingstof, die in tobben werd getreden. Het betrof hier het destijds bekende Friese- of Harlinger bont.
Andere lezing: Er woonden eertijds veel wevers in Harlingen, die een bijzonder soort linnen (later katoenen) stof vervaardigden onder de naam Harnser bont. Het weven en verven gebeurde in het klein, handwerk vooral in de eigen woning, want fabrieken bestonden er in die tijd nog niet. Wanneer het linnen garen blauw geverfd was, moest het in fris, schoon water worden uitgespoeld. Dat gebeurde in grote kuipen of tobben. De verver sprong met blote voeten in de kuip en treedde het garen net zo lang, tot het spoelwater helder was.
De naam Ringriders werd vroeger ook als scheldnaam voor de Harlingers gebruikt. Dit omdat ze een afdruk van een ring op hun billen hadden. De naam komt voort uit de (veronderstelde) rijkdom van de Harlinger inwoners. De armen in de buitengebieden moesten 's nachts naar het hoeske, maar de Harlingers hadden een bedspiegel onder het bed staan, waarin ze hun behoefte konden doen.
Neven zijn lastige kleine steekmuggen. Als ze de mens steken, is dat pijnlijk en irritant door de jeuk. Met neven worden derhalve lastige lieden genoemd. Nee, ik ben een Harlinger! Dat antwoordde een tobbedanser, toen hij in Holland werd gevraagd of hij soms uit Friesland kwam.