dinsdag 13 juli 2021

 HOE OUD WERDEN MIDDELEEUWSE FRIEZEN?

Door opgravingen op Middeleeuwse begraafplaatsen en botanalyses is vastgesteld dat de gemiddelde levensverwachting in grote delen van Europa 30 tot 35 jaar was. Nu is dat voor mannen 79 jaar en voor vrouwen 84 jaar. De kortere gemiddelde levensduur van de middeleeuwers betekende niet dat zij eerder stierven. Maar het risico om door ziekte of geweld te sterven was groot. Met name kindersterfte verkortte de levensverwachting sterkte. Kinderen werden vaak niet ouder dan 5 jaar. Ook veel vrouwen stierven in het kraambed; de treurende echtgenoot als weduwnaar achterlatend. Vrouwen beschermden zich, en hun kind door zg. barensgordels. Dit waren stroken perkament versierd met religieuze symbolen en gebeden. De stroken waren in sommige gevallen 3 meter lang en 10 centimeter breed. Kloosters leenden de gordels uit.
In 1990 publiceerde de Australische arts een onderzoek naar de levensduur van edelen in het Middeleeuwse Engeland. Door alle doden onder de 21 jaar weg te laten, bepaalde hij dat de rest pas stierf op gemiddeld 65-jarige leeftijd. Onderzoekers van niet-adellijke Engelsen in de 15e eeuw toonden aan dat mensen die eenmaal de 20 hadden gehaald, konden verwachten nog 21 tot 28 jaar te leven. Middeleeuwse teksten duiden erop dat iedereen boven de vijftig als oudere werden gezien. Mensen die te oud waren om te werken, genoten veel aanzien en werden meestal onderhouden door de kerk of de plaatselijke grondbezitter.

maandag 12 juli 2021

 

DE GESCHIEDENIS VAN HET VERDWENEN WADDEN-EILAND BOSCH

Tot in de late Middeleeuwen lag voor de kust van Groningen, tussen Schiermonnikoog en Rottumeroog, het eiland Bosch. Na de Allerheiligenvloed van 1570 verdween het goeddeels in de golven. Westelijk van het eiland was het zeegat “de Lauwers” en aan de oostkant “de Schille”. Op oude kaarten staat er een kerkje getekend en een huisje voor de strandvoogd. Deze was aangesteld door het klooster van Aduard, dat in de 15e en 16e eeuw eigenaar was van het eiland. Hij moest gestrande schepen en goederen bergen. In oude contracten staat, dat hij hiervoor geld en een tonnetje boter kreeg. In 1551 maakte keizer Karel V aanspraak op de helft van het eiland. Er hebben zeker, gedurende lange tijd, mensen in groepsverband gewoond op Bosch. De voorouders van vuurtorenwachter Hessel Dubblinga wellicht. In 1699 en 1700 liet een echtpaar dat op Bosch woonde een kind dopen in het Groningse Leens.

Omdat de Waddeneilanden “wandelen” was Bosch in 1650 verschoven naar waar nu de oostpunt van Schiermonnikoog ligt en in 1750 lag het op de plaats waar nu Simonszand is. Op dit moment is Bosch geheel onder de golven verdwenen.

zondag 4 april 2021

 Beurtvaart, door L. Visser: De beurtvaart is een tak van bedrijvigheid, die nu vrijwel verdwenen is. Zoals overal elders had ook Harlingen zijn beurtschepen. Deze voeren naar diverse plaatsen in Friesland, maar ook naar Groningen en Steenwijk. De bekendste lagen in het Franekereind. De stoomboot “Prins van Oranje 1” (De Vlas) en de motorboot “Generaal de Wet”(De Jong). Beide voeren op Leeuwarden. M.S. “Vertrouwen” van Schaaf voer op Sneek en M.S. Concordia (Drukker) voer op Dokkum. Deze lagen aan de Oude Turfkade. In de Franeker Trekvaart lag m.s. “Friesland” (Jasper) met een dienst op Groningen. Ook Swart voer op Groningen met. S.s. “Twee Provinciën”. Maar er waren er nog meer, bijvoorbeeld in de Rozengracht.

De grootste schepen waren de stoomboten van rederij “Stânfries”, met de namen “Stânfries" I t.e.m. X”. De rederij had daarnaast ook schepen met plaatsnamen zoals: “Harlingen I en Dokkum II”. In totaal had “Stânfries” zo’n twintig schepen in de vaart. De “Stânfries X”, die nu in Leeuwarden ligt, is niet het origineel, maar een verlengd en verbouwd ander schip. De schepen van de rederij voeren van Leeuwarden over Harlingen naar de Zaanstreek en Amsterdam. Ook Rotterdam werd aangedaan. De ligplaats in Harlingen bevond zich in de Rommelhaven, tegenover het pakhuis met de leeuw in de gevel. De Vlas voer met meerdere boten op Harlingen. Zij bevoorraadden de Engelse lijnschepen in Harlingen (in het Dok) met Friese zuivelproducten (“Prins van Oranje II, III en IV”.)
Kan een afbeelding zijn van buitenshuis
Leuk
Opmerking plaatsen

 HET ANTIKYTHERA MECHANISME

In 1900 ontdekten sponsenduikers de restanten van een Romeins schip, dat volgeladen met Griekse beelden uit Rhodos en Kos, op weg was geweest naar Rome. Tussen de beelden troffen de duikers enkele verkalkte bronzen voorwerpen aan. De gehele vondst werd, voor onderzoek en conservering naar het Griekse Nationale Historisch Museum in Athene gebracht. Aan de brokken werd in eerste instantie weinig aandacht besteed, totdat door indroging een van de brokken openbrak en een complex systeem van tandraderen onthulde. Men heeft nu geaccepteerd dat het schip in de eerste eeuw voor Chr. Gezonken is. Waarschijnlijk in 65 v. Chr. Het apparaat is meer dan tweeduizend jaar oud! Het paste totaal niet in het bestaande visie op de technische ontwikkelingen van de Grieken. Ook was slechts een gedeelte van het mechanisme zichtbaar. Duidelijk was wel, dat het apparaat werd gebruikt voor astronomische observaties. Daarbij werd gebruik gemaakt van de kalender ontworpen door Geminos van Rhodos rond 77 v. Chr. Alles leek te wijzen op een Oostelijke herkomst van het mechanisme.
We kunnen ons op dit moment een goed beeld vormen van het originele ontwerp. Het had de grootte van een schoenendoos en deze houten doos omvatte een zeer complexe assemblage van tandwielen. Op alle beschikbare oppervlakten, deuren en wijzerplaten stonden Griekse beschrijvingen en aanwijzingen voor gebruik. Tot op heden is er geen vergelijkbare historische vondst gedaan. Vermeldingen in historische teksten zijn schaars.
Zelfs de meest complexe mechanische apparaten die beschreven werden door Hero van Alexandrië en Vitruvius bevatten slechts simpele vormen van krachtoverbrenging. De taximeter, die door de Grieken werd gebruikt om de afgelegde afstand van de wielen van de koets te meten, bevatte slechts enkele tandwielen om de gewenste gegevens door te geven. De Grieken, zo bewijst de vondst, waren blijkbaar tot veel meer in staat.
Alle metalen delen van de machine lijken te zijn gesneden uit een enkele bronzen plaat met een laag tingehalte, van ongeveer 2 millimeter dikte. Alle tandwielen zijn gemaakt met tanden die in precies dezelfde hoek staan (60 graden). Er zijn aanwijzingen dat het apparaat minstens twee maal is gerepareerd; een spaak van een tandwiel en een gebroken tand van een klein tandwiel zijn vervangen. Dit betekent, dat er met het apparaat gewerkt is.
Ontcijfering van de inscripties was een probleem omdat ze nog steeds bedekt zijn met houtresten en ander vuil. Het gebruik van de voorste wijzerplaat was snel duidelijk. Er staan twee schaalverdelingen op. De een toont de tekens van de dierenriem, de andere is een beweegbare ring, die de maanden van het jaar laat zien. Beide schaalaanduidingen zijn zorgvuldig in graden verdeeld. Deze wijzerplaat toont duidelijk de jaarlijkse beweging van de zon ten opzichte van de dierenriem. Door middel van letters, die bij de dierenriem gegraveerd zijn, toonde het de opkomst en de ondergang van heldere sterren en sterrenstelsels gedurende het lopende jaar. De achterste wijzerplaten zijn ingewikkelder en minder goed leesbaar. De onderste had drie en de bovenste vier slipringen. Op de onderste wijzerplaat lijkt de schijngestalten van de maan weer te geven, het bovenste de opkomst en ondergang van de bij de Grieken bekende planeten: Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus. Het Antikythera mechanisme lijkt een tegenhanger te zijn van de meer geometrische modellen van het zonnestel, die bekend werden door Plato en Aristoteles. Het mechanisme is een grote astronomische klok, die lijkt op een analoge computer, die mechanische onderdelen gebruikt om zijn berekeningen op te slaan. Het werd met de hand bediend.
Pas in de 13e eeuw produceerde Islamitische wereld met tandwielen uitgeruste kalender-computers. Deze zijn echter veel simpeler dan het Antikythera mechanisme.
In het jaar 2008 werd het mechanisme voor de laatste keer onderzocht. Gefinancierd door het wetenschappelijke tijdschrift NATURE en met steun van het bedrijfsleven werden met de modernste foto- en röntgenapparatuur de onderdelen onderzocht.
Men ontdekte een Egyptische kalender, die misschien verwijst naar de technische oorsprong van het apparaat. De astrologische functies bleken te kloppen en ze waren uiterst nauwkeurig. Bijzonder was een functie van het apparaat, waarmee de jaren en tijdstippen van de Olympische Spelen en andere festivals werd aangegeven. In een recente studie wordt gesuggereerd, dat met het apparaat ook allerlei wiskundige bewerkingen konden worden uitgevoerd.
Over de oorsprong van het voorwerp, deed men verrassende ontdekkingen. De gebruikte taal en kalenders wezen op oostelijk Griekenland of Zuid-Sicilie. Gespeculeerd wordt op de stad Syracuse. Deze van oorsprong Griekse stad kende als inwoner een mathematisch en natuurkundig genie, Archimedes. Hij was het die de verdediging leidde van de stad tegen de Romeinen. Hij werd ongeveer 200 voor Chr. door een plunderende Romeinse soldaat gedood. Archimedes was ook technisch en mechanisch zeer onderlegd. Misschien dat zijn werkplaatstraditie zich heeft gehandhaafd. Cicero maakte in een tekst uit de eerste eeuw voor Christus gewag van een instrument dat “onlangs door onze vriend Poseidonius gemaakt werd. Het reproduceert bij elke omwenteling onze Zon, Maan en de vijf planeten.” Men beweert dat Archimedes ook een planetarium heeft gemaakt. Twee van dergelijke apparaten schijnen door de Romeinen buit te zijn gemaakt, toen ze Syracuse in 212 voor Christus innamen.
In 1983 verwierf het Science Museum een kleiner instrument. Dit laat de bewegingen van zon en maan zien. Het dateert uit de zesde eeuw na Chr. En het zou de “missing link” kunnen zijn tussen het Antikythera mechanisme en de latere Islamitische kalender-computers. In Oxford kan men een Arabisch exemplaar uit de 13e eeuw bewonderen. Dat instrument gebruikt technieken die worden beschreven in een manuscript van de geleerde al-Biruni uit het jaar 1000 na Chr.
De oorsprong van vele moderne technische hoogstandjes, van treinen tot robots, kan teruggevoerd worden op de ingewikkelde mechanische speeltjes (automata) en complexe planetaria, die in de 18e eeuw e.v. floreerden. Deze vonden zelf weer hun oorsprong in de kunst van het klokkenmaken. En ook die vaardigheid heeft zijn wortels in het klassieke Griekenland.
Geen fotobeschrijving beschikbaar.
Leuk
Opmerking plaatsen

 Spoorwegdrama in Harlingen

In 1863 werd de spoorlijnverbinding met Leeuwarden aangelegd. Eén der eerste spoorlijnen in Nederland! De Engelse aannemer begon met de aanleg in Harlingen, dat als vanouds als toegangspoort tot Friesland fungeerde. De rails werden in Engeland gefabriceerd en per boot naar Harlingen vervoerd.
Op 31 maart 1868 vond er op het station een ernstig, maar tevens uniek ongeluk plaats. De wachtende stoomtrein, het was de eerste van die dag, bestond uit een locomotief en een aantal wagons en stond op het punt van vertrekken toen de ketel explodeerde. De ketel, samen met het voorste deel van de locomotief (de nummer 8) werd ongeveer dertig meter van de rails geblazen. De wielen van het onderstel sloegen los en vlogen door de ramen van de rijtuigenloods, zestig meter verderop. Wat betreft de oorzaak dacht men aan het breken van een aantal steunbouten van de vuurkist.
De 32-jarige stoker Evert Lekman werd door de rondvliegende brokstukken gedood. De machinist kwam er met slechts lichte verwondingen vanaf en de passagiers kwamen met de schrik vrij. De treinlocomotief was in 1864 in Manchester gebouwd en werd daar ook hersteld. Na een jaar kwam de locomotief nr. 399 weer in dienst. De gesprongen ketel is naar de fabrikant Beyer, Peacock & Co in Engeland vervoerd en uit elkaar gehaald. Het lukte echter niet om de oorzaak van de ontploffing te achterhalen. De tender ( het aan een stoomlocomotief toegevoegde voertuig om kolen en water te vervoeren) is in het Spoorwegmuseum in Utrecht te zien. De tender is gekoppeld aan de loc. S.S.-13 (.S. 705). Deze locomotieven werden een paar jaar na de ramp in dienst genomen. Deze ketelexplosie is de enige geweest, gedurende de periode dat er met stoomlocomotieven werd gereden. Wel ontplofte er in de twintiger jaren een Belgische locomotief in Baarle-Nassau
.
Het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs heeft op 18 maart 1916 nog een aparte bijeenkomst aan het drama besteed. Ook op deze bijeenkomst komt men echter niet tot een eensluidende conclusie, maar uit constructief oogpunt is er een verklikkersysteem ontworpen “die ten doel hebben een breuk van een steunbout door het uitstromen van water kenbaar te maken.”
Gerrit En Dina Hiemstra en 10 anderen

dinsdag 23 maart 2021

 HARLINGEN: Tobbedansers, Ringriders, Neven

Men zegt, dat arbeiders van een leerfabriek 's nachts beestenvellen in een teil legden om te weken. De volgende dag ging men die vellen treden in de teilen. Men danste als het ware in een tobbe (teil).
Dat treden vond plaats, om de wol of het haar, dat nog aan de huiden zat los te weken. Dr. Jos. Schrijnen zegt, dat de Harlinger stoffenverver als het ware te dansen stond in een tobbe.
Ook Walling Dijkstra spreekt van wollen kledingstof, die in tobben werd getreden. Het betrof hier het destijds bekende Friese- of Harlinger bont.
Andere lezing: Er woonden eertijds veel wevers in Harlingen, die een bijzonder soort linnen (later katoenen) stof vervaardigden onder de naam Harnser bont. Het weven en verven gebeurde in het klein, handwerk vooral in de eigen woning, want fabrieken bestonden er in die tijd nog niet. Wanneer het linnen garen blauw geverfd was, moest het in fris, schoon water worden uitgespoeld. Dat gebeurde in grote kuipen of tobben. De verver sprong met blote voeten in de kuip en treedde het garen net zo lang, tot het spoelwater helder was.
De naam Ringriders werd vroeger ook als scheldnaam voor de Harlingers gebruikt. Dit omdat ze een afdruk van een ring op hun billen hadden. De naam komt voort uit de (veronderstelde) rijkdom van de Harlinger inwoners. De armen in de buitengebieden moesten 's nachts naar het hoeske, maar de Harlingers hadden een bedspiegel onder het bed staan, waarin ze hun behoefte konden doen.
Neven zijn lastige kleine steekmuggen. Als ze de mens steken, is dat pijnlijk en irritant door de jeuk. Met neven worden derhalve lastige lieden genoemd. Nee, ik ben een Harlinger! Dat antwoordde een tobbedanser, toen hij in Holland werd gevraagd of hij soms uit Friesland kwam.
Kan een afbeelding zijn van buitenshuis en tekst
Leuk
Opmerking plaatsen

 Noormannen, Friezen en Harlingen

In het jaar 793 overvallen de Noormannen (Vikingen) het klooster van Lindisfearne in het noorden van Engeland. Dit is het begin van een periode van bijna drie eeuwen, waarin Europa door deze avonturiers uit Noorwegen en Denemarken wordt geplunderd en geteisterd. Deze gevreesde krijgers en kundige zeelui drongen door tot bij Parijs, Kiev en de Zwarte Zee. Op de vloer van de Aya Sophia in Istanbul prijkt nog steeds Viking-graffiti: Gaslan was hier.
Noord-West Europa en met name Engeland waren een geliefd doelwit van plundertochten, waarbij de Noormannen tot ver in het binnenland doordrongen. Ook Friesland, dat toen van Denemarken tot aan het Zwin reikte, had onder deze invallen te lijden. De Vikingen richtten zich eerst op de talrijke kloosters, met hun kostbaarheden. Er ontstond een levendige handel in katholieke relikwieën. Maar daar bleef het niet bij. Dorpen en steden werden veroverd en platgebrand. Alles van waarde, dus ook vee en slaven, werd geroofd. Maar het ging de Noormannen vooral om zilver. Aan dit edelmetaal werden bijzonder krachten toegeschreven. Deze rooftochten stonden onder leiding van aanvoerders, die een strakke, militaire discipline voerden. Sommige invasievloten telden meer dan driehonderd drakars, de kenmerkende drakenschepen. De namen van deze krijgsheren en ontdekkingsreizigers vinden we terug in de Vikingsagen; hun opkomst, hun heldendaden, hun schaamte en hun uiteindelijke ondergang.
Ragnar, koning van Noorwegen in de 9e eeuw en aanvoerder van een grote vloot, treedt in het huwelijk. Zijn vrouw vraagt hem om drie dagen kuis te zijn. In een droom was haar onthuld, dat door geslachtsverkeer direct na de huwelijksvoltrekking, er een mismaakt kind zal worden geboren. Ragnar kan zich echter niet beheersen. Negen maanden later wordt Ivar geboren, die de bijnaam “de Beenloze” zal krijgen. Documenten uit de 12e eeuw vermelden, dat Ivar, de meest bloeddorstige krijger was, waarmee de Engelsen te maken kregen. Ook wordt de sluwheid van deze plunderaar genoemd. Omdat hij zonder benen geboren zou zijn, werd hij op een schild het slagveld opgedragen om zijn mannen aan te voeren. Ragnar wordt tijdens een expeditie in Noord-Engeland gevangen genomen en levend in een slangenkuil geworpen. Ivar is nu koning (865 – 879) en hij kalmeert zijn broers, die onmiddellijk wraak willen nemen. Ivar wacht echter een aantal jaren om vervolgens toe te slaan. Hij verslaat de vorst van North-Cumbria en neemt deze gevangen. Deze lokale koning had zijn vader Ragnar ter dood gebracht en wordt op gruwelijke wijze gemarteld en terecht gesteld. Ivar heeft zijn vader gewroken. De legers van Ivar de Beenloze onderwerpen het ene Engelse koninkrijk na het andere en een bezetting van Brittannië door de Vikingen lijkt niet meer te stuiten.
Maar is het mogelijk, dat een gehandicapte de troepen aanvoerde. Onze kennis van de gebruiken van de Noordelijke stammen is redelijk groot en het is bekend, dat gehandicapte kinderen werden uitgestoten. Ook in de praktijk van het oorlogvoerend, zou Ivar ernstig zijn beperkt. Waarschijnlijk heeft zijn “veldnaam” een andere achtergrond. Slangen worden beschouwd als gevaarlijk, geduldig en sluw. Ze bewegen zich snel en soepel, zonder over benen te beschikken. Ook zijn vader doodde volgens de legenden een grote slang en werd door slangen gedood. Ivar's broer Sigurd had als strijdnaam “Slangenoog”. Dit past precies in de lange rij slagveldnamen, die de Noorse aanvoerders droegen. Andere aanvoerders werden aangeduid met namen als “de Gruwelijke” en “de Schedelsplijter.” Ivar “de Beenloze” belandde uiteindelijk in Ierland, stichtte er Dublin, waar hij in alle rust in bed overleed.
Atilla was de leider van de Hunnen. Een volk, dat in de 4e eeuw vanuit het Oosten op kwam zetten en hun tentenkamp in Hongarije opsloeg. Van daaruit werden rooftochten gehouden. Eerst in Noord-Europa en Frankrijk, later ook in het Romeinse Rijk. Regelmatig moesten de Romeinse keizers en de Paus Atilla met enorme hoeveelheden goud en zilver afkopen.
Toen Atilla in de armen van zijn laatste vrouw overleed, bleek het probleem van de Hunnen snel opgelost. Het onoverwinnelijke leger van de Hunnen, bestond in werkelijkheid Germaanse roversbenden, huursoldaten en onterfde Noord-Europese prinsen. De Hunnen vormden geen etnisch groep, toen in hun behoefte aan goud en zilver niet meer werd voldaan, viel zijn leger snel uiteen.
De Noorse aanvoerder ronselden hun bemanningen in de nederzettingen langs de Noordzee. Daar zullen allicht ook Friese dorpen bij zijn geweest. De Friezen stonden bekend om hun vechtlust. Julius Caesar had grote bewondering voor hun vechtlust en lijfde ze liever in. Zij sneuvelden soms ver van huis, zo bewijzen grafstenen in Engeland. Ook onder de Friezen was het leven hard en de behoefte aan snelle buit groot. De nederzettingen op de waarden en terpen zullen snel overbevolkt zijn geraakt. De Noormannen en de Friezen gebruikten dezelfde techniek om de typische drakenschepen te bouwen. De Noormannen kenden vele koningen, die feitelijk hereboer waren en in plaats van onderling strijd te leveren, rooftochten organiseerden. Dit gold ook voor de Frieslanden. De Noormannen tenslotte waren dol op zilver. Dat zijn de Friezen ook, gezien de rijke tradities op dit gebied.
Samenvattend kan men stellen, dat onder de Vikingen zich ook Friezen bevonden.
Maar misschien gaat de band nog veel verder.
De laatste Viking-warlord heette Harald en hij werd in 1066 bij York vernietigend verslagen. Het Engelse leger haastte zich vervolgens naar het Zuiden om bij Hastings, op hun beurt, door Willem de Veroveraar te worden verslagen.
De dreiging van de Vikingen is echter verdwenen. Net als de Hunnen verdwijnen ze in de geschiedenis. Maar waar zijn ze gebleven. Misschien dat de naam Harlingen ons verder helpt. De betekenis hiervan luid: Harald Linggi, wat zoveel betekent als: toebehorend aan Harald. Is Harald (of zijn nazaten) hier neergestreken. Het zou de groei van Harlingen in de 11e eeuw kunnen verklaren. In die periode stond de handel centraal. Waar voerde men handel mee? Met Denemarken, Noorwegen, Zweden en de Baltische gebieden. In 1234 krijgt Harlingen stadsrechten. Dit recht gaf de importantie en de economische bedrijvigheid van Harlingen weer. Opmerkelijk dat de groei en economische kracht mede tot stand kwam door voormalige zeeschuimers en plunderaars als Harald.
Kan een cartoon zijn
Leuk
Opmerking plaatsen